In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Inleiding en slot
Inleiding: vaak een anekdote, aanleiding, actualiteit
Afhankelijk van de tekstsoort zie je vaak dat een inleiding eindigt met een standpunt of een kritische vraag
Zodra er meer informatie wordt gegeven over het onderwerp, begint het middenstuk
Slide 2 - Tekstslide
Inleiding en slot
Het slot herken je vaak aan een samenvattend of concluderend signaalwoord, zoals kortom, al met al, dus
In het slot wordt geen nieuwe informatie gegeven
Het standpunt wordt hier herhaald (betoog) of er wordt een samenvatting of afweging gegeven (beschouwing)
Slide 3 - Tekstslide
Inleiding en slot
Vaak wordt in het slot de cirkel rond gemaakt
Er wordt weer gerefereerd aan de inleiding
Waar denk je dan dat in deze tekst het slot begint?
Slide 4 - Tekstslide
‘’De omstandigheden waaronder dat experiment plaatsvond, waren niet altijd zo verantwoord.’’ (regels 14-17) Met wat voor argumentatie wordt deze bewering ondersteund? Argumentatie op basis van:
A
Oorzaak en gevolg
B
Overeenkomst en vergelijking
C
Voorbeelden
D
Voor- en nadelen
Slide 5 - Quizvraag
Verklaring
Stap 1: zoek het citaat
Stap 2: zoek naar argumenten bij het citaat, stel jezelf de vraag: waarom waren die omstandigheden niet verantwoord?
Stap 3: let op signaalwoorden voor het argument/de argumenten: hoe wordt het argument aangekondigd?
Stap 4: kijk bij welk verband deze signaalwoorden horen
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 2
In welke alinea komt de mening van de auteur over het verschil tussen apen en mensen voor het eerst naar voren?
Vraag jezelf eerst af: wat ís de mening van de auteur?
Slide 7 - Tekstslide
Mening
Kijk naar de titel: 'Wij lijken echt niet op apen'
Kijk naar het slot: 'Gelukkig zit het anders, want in
tegenstelling tot de chimpansee worden wij mensen niet beperkt door onze biologie of onze natuur.'
Slide 8 - Tekstslide
In welke alinea komt de mening van de auteur over het verschil tussen apen en mensen voor het eerst naar voren?
A
Alinea 2
B
Alinea 3
C
Alinea 4
D
Alinea 5
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Een kritische lezer zou kunnen wijzen op het gebruik van een drogreden in de laatste zin van alinea 3. Om welke drogreden gaat het?
A
Een persoonlijke aanval
B
Een onjuist beroep op het autoriteitsschema
C
Het ontduiken van de bewijslast
D
Het vertekenen van het standpunt
Slide 11 - Quizvraag
Het is toch bekend dat zaken
als onbaatzuchtigheid, wederkerigheid en samenwerking evolutionair
nut hebben, doordat ze de groep
binden en sterker maken?
Slide 12 - Tekstslide
Geef de twee voorbeelden uit de tekst van dit 'moreel gedrag' bij apen
Slide 13 - Open vraag
Antwoorden
− Chimpansees rouwen om de dood van een dierbare.
− Bonobo’s houden de deur open voor een ander.
Opmerkingen
Niet goed: Gorilla’s beheersen meer dan duizend tekens uit de
gebarentaal.
Het scorepunt alleen toekennen als beide antwoorden genoemd zijn. -
Slide 14 - Tekstslide
Bij welke alinea begint deel 3?
Slide 15 - Open vraag
Bij welke alinea begint deel 5?
Slide 16 - Open vraag
Tegenstelling
Soms wordt in een examen om een tegenstelling gevraagd.
Een tegenstelling zet twee dingen tegenover elkaar, je hebt dus ook twee elementen nodig voor je antwoord
Meestal kun je dan ook twee punten verdienen voor zo'n vraag
Slide 17 - Tekstslide
In alinea 5 is sprake van een tegenstelling in visie op mensapen. Leg de twee tegengestelde visies uit.
Slide 18 - Open vraag
Uitspraken beoordelen
Het kan ook zijn dat er een uitspraak wordt gedaan die je moet linken aan de tekst. De vraag is dan eigenlijk wat de functie is van die uitspraak, ten opzichte van de tekst, een voorbeeldvraag...
Slide 19 - Tekstslide
''Maar ja, ik ben dan ook maar een mens.'' (277-278). Op welke manier kan deze zin het best opgevat worden, gezien de strekking van de tekst
A
Een grapje over het onvermogen van de auteur om het verschil tussen aap en mens te begrijpen
B
Een knipoog naar mensen die de mening aanhangen dat apen en mensen op elkaar lijken
C
Een nuancering van de veronderstelling dat mensen en apen enkele gelijkenissen vertonen
D
Een relativering bij het uitgangspunt dat de mens superieur zou zijn ten opzichte van de aap