5 maart 21 - 419 - Beter tekstbegrip: examenvoorbereiding le/lu

Beter tekstbegrip
Examenvoorbereiding
  1. neologisme
  2. inleiding/kern/slot
  3. tekstsoort/tekstdoel
  4. samenhang in een tekst
  5. verschillende verbanden
  6. huiswerk
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beter tekstbegrip
Examenvoorbereiding
  1. neologisme
  2. inleiding/kern/slot
  3. tekstsoort/tekstdoel
  4. samenhang in een tekst
  5. verschillende verbanden
  6. huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Van belang om aan te geven dat het herkennen van tekstsoorten en -doelen een signaal doorgeven aan je hersenen, waardoor je meer verbindingen met 'oudere' tekstsoorten kunt maken. Door herkenning beter tekstbegrip, want meer aanknopingspunten in je hersenen.

Samenhang is een strategie om te ontdekken welke verbanden er zijn tussen verschillende alinea's/zinnen. 
Stop met de coderoodinflatie!

Slide 2 - Woordweb

CODEROODINFLATIE
Vermindering van de waarde en de betekenis van het begrip code rood, omdat de waarschuwing zo vaak gegeven zou worden dat mensen het weeralarm minder serieus nemen. Marcel van Roosmalen gebruikte het woord onlangs in NRC en mopperde: “In onze achtertuin lag vier centimeter sneeuw, het voelde koud aan, maar dat was het dan ook wel. Het voedde de gedachte dat Nederland het makkelijkst te ontregelen land van Europa is. Bij de minste tegenslag stokt alles: de maaltijdbezorging, het vervoer, de testlocaties gingen dicht, zelfs deze krant vervroegde de deadlines.”

Samenstelling van code rood inflatie --> in NL zoveel mogelijk achter elkaar.
Een leuke gebeurtenis beschrijven is een goede manier om een inleiding te starten.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er in de inleiding

Slide 4 - Woordweb

Extra:
aanleiding
lezer motiveren
info geven wat komen gaat

Wat staat er in een slot?

Slide 5 - Woordweb

extra:
samenvatting
conclusie
toekomst kijken
vraag meegeven

De kern
  1. vaak meer dan één alinea
  2. vaak meerdere deelonderwerpen-> tussenkopjes

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzaken
Het onderwerp + belangrijke dingen over het onderwerp.

Hoofdzaken in één zin:  hoofdgedachte!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van een krantenartikel is vaak ...
A
informeren
B
instrueren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gedicht is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtuigen is een
A
tekstsoort
B
tektsdoel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Informeren is een
A
tekstsoort
B
tektsdoel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een recept is een voorbeeld van een
A
instruerende tekst
B
overtuigende tekst
C
informatieve tekst

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een
A
instruerende tekst
B
overtuigende tekst
C
informatieve tekst

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een informerende tekst vind je vooral:
A
meningen
B
feiten

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beter tekstbegrip
Examenvoorbereiding
  1. neologisme
  2. inleiding/kern/slot
  3. tekstsoort/tekstdoel
  4. samenhang in een tekst
  5. verschillende verbanden
  6. huiswerk

Slide 15 - Tekstslide

Van belang om aan te geven dat het herkennen van tekstsoorten en -doelen een signaal doorgeven aan je hersenen, waardoor je meer verbindingen met 'oudere' tekstsoorten kunt maken. Door herkenning beter tekstbegrip, want meer aanknopingspunten in je hersenen.

Samenhang is een strategie om te ontdekken welke verbanden er zijn tussen verschillende alinea's/zinnen. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Soorten signaalwoorden
  1. Opsomming
  2. Toelichting of uitleg 
  3. Tegenstelling 
  4. Reden of verklaring 
  5. Oorzaak EN gevolg 
  6. Doel EN middel
  7. Voorbeeld of bewijs 
  8. Voorwaarde
  9. Vergelijking 
  10. Samenvatting of conclusie 

Betekenis
  1. een bepaalde volgorde (kan ook in tijd)
  2. opheldering
  3. verschillende zaken tegenover elkaar 
  4. het waarom (intern)
  5. door het één, gebeurde het andere (extern)
  6. doordat je het ‘middel’ gebruikt, kom je tot een bepaald doel
  7. om iets te verduidelijken
  8. iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt, voordat iets anders gebeurt
  9. naast elkaar bekijken: gelijkenis vaststellen
  10. in het kort weergeven of een gevolgtrekking

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschil reden en oorzaak
Een reden heeft te maken met de menselijke wil of keuze.
  • Er zijn veel goede redenen om te stoppen met roken. 
    (daarom/ omdat)

Een oorzaak heeft te maken met externe omstandigheden.
  • Door een nog onbekende oorzaak had de trein vanmorgen
     vertraging. (doordat/ daardoor)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppel het signaalwoord aan het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Voorwaarde
Echter
Maar
Daarentegen
Bovendien
En
Als
Tenzij
Indien
Daarnaast

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik neem altijd een boterham, een koekje en fruit mee. Ook een flesje drinken mag niet ontbreken.
A
vergelijking
B
opsomming
C
voorbeeld

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mandarijnen lijken soms op sinaasappels.
A
voorbeeld
B
samenvatting-conclusie
C
vergelijking

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Mandarijnen zijn bijvoorbeeld vaak heel sappig, daardoor krijg je vieze handen.
A
voorbeeld
B
doel-middel
C
oorzaak-gevolg

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om niet te laat te komen, ga ik altijd op tijd van huis.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tijd

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op school wil ik voor de les nog van alles doen, zoals even kletsen met mijn vriendin.
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
opsomming

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je een tekst totaal niet begrijpt?

Slide 26 - Woordweb

Probeer aan te sturen op:
- opzoeken lastige woorden
- vragen stellen
- visualiseren
- voorkennis activeren
- voorspellen
TOT SLOT



CNPD419AH - examen 12 maart
--> lees de examenvoorbereiding 'wat je moet weten over lezen' goed door


BAIN + FICO419AH - examen 19 maart
--> volgende week les:
- maak de invuloefening examenvoorbereiding
- maak de leestekst met 10 vragen (= van examen vorig jaar)


DEHA419AH - examen 26 maart
- volgende week les: maak de leestekst met 10 vragen (= van examen vorig jaar)
- 19 maart les: examenvoorbereiding invuloefening doornemen



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies