Herhaling

Tijd van Wereldoorlogen: Herhaling
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijd van Wereldoorlogen: Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen? 
  • Wat gaan we vandaag leren?(5 minuten)
  •  Uitleg: Oorzaken van de Eerste Wereldoorlog (20 minuten)
  • Werken uit Learnbeat(15 minuten)
  • Afsluiten(5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

1. Oorzaken van de Eerste wereldoorlog
  • De oorlog was iets wat niet zomaar gebeurden. 

  •  Oorzaak een: Nationalisme 

  • Oorzaak twee: Modern imperialisme. 

  • Oorzaak drie: Wapenwedloop

  • Oorzaak vier: Bondgenootschappen 

Slide 3 - Tekstslide

1. Russische Revolutie
  • Rond 1900 waren er grootte ongelijkheden in Rusland.  

  • All het land was van de koning of van grootgrondbezitters. De rest was horige(serf) op het land aan het werk.

  • Er was geen inspraak, de koning bestuurde alles. 

Slide 4 - Tekstslide

5. Russische Revolutie
  • In oktober 1917 barst de revolutie los in Rusland. De koning wordt afgezet, maar de oorlog blijft doorgaan. 

  • Uiteindelijk na de verkiezingen van 1917 krijgen de communisten de macht in Rusland. 

  • Ze beëindigd meteen de oorlog met Duitsland.  

Slide 5 - Tekstslide

2. Verdrag van Versailles 
  • Duitsland kreeg de schuld van de oorlog.
  • Duitsland moest 132 miljard mark in goud aan de geallieerden betalen. Dit geld was nodig om de oorlogsschade in Frankrijk en België te herstellen.
  • Duitsland raakte grondgebied en zijn koloniën kwijt.
  • Het Duitse leger mocht niet groter zijn dan 100.000 soldaten.
  • Duitse soldaten mochten niet in het grensgebied met Frankrijk en België komen.

  • De meesten Duitser waren niet blij met dit verdrag en vonden de regering zwak voor het ondertekenen van het verdrag.

Slide 6 - Tekstslide

1. voorspoed in de VS 
  • Tijdens de WO1 groeide de economie van de VS snel. Dit kwam grotendeels door de oorlog in Europa. 

  • Door deze groeiende economie werd de VS de grootste economische macht ter wereld. 

  • Er ontstond een consumptiemaatschappij 

Slide 7 - Tekstslide

2. De Crisis breekt uit 
  • in 1929 houdt de economische groei op. Bedrijven beginnen steeds minder te produceren en minder winst. 

  • Veel burger wilden hun aandelen verkopen tegelijkertijd waardoor de aandelen bijna waardeloos werden. 

  • 24 oktober 1929 gaat het mis. 


Slide 8 - Tekstslide

3. De Crisis breekt uit
  • De VS raakt in een economische crisis. Bedrijven moeten sluiten of moeten mensen ontslaan.  

  • Alle burgers en bedrijven moeten al hun lening meteen terugbetalen dat natuurlijk niet lukt. 

  • Werkeloosheid stijgt van 1.5 miljoen naar 12 miljoen. 

Slide 9 - Tekstslide

4. Opkomst van fascisme 
 De kenmerken van het fascisme zijn:

  • een sterke leider die alle macht heeft en zo problemen snel kan oplossen. Iedereen moet hem gehoorzamen, want hij weet wat het beste is voor het land.

  • van het volk een sterke eenheid maken. Burgers maken onderling geen ruzie, maar zetten zich samen in voor hun land. Voor tegenstanders of mensen met een andere mening is geen ruimte.

  • extreem nationalisme. Fascisten vinden hun volk beter dan andere volken en willen van hun land een groot en machtig land maken.

  • geweld gebruiken om je doel te bereiken is heel normaal. Door te vechten laat je zien hoe sterk je bent en wat je overhebt voor je vaderland. Daarom dragen fascisten vaak uniformen en marcheren ze door de straten.

Slide 10 - Tekstslide

1. Fascisme en communisme na 1929
  • Naast Italië begon ook in Duitsland en andere land begon het Fascisme te groeien.

  • Verschillende partijen zoals de NSB, BUF en PNF.

  • De meeste landen waren Democratisch, waaronder Duitsland ook wel de Weimar Republiek. 


Slide 11 - Tekstslide

2. Fascisme en communisme na 1929
  • Met de oprichting van de fascistische partij in Duitsland genaamd de NSDAP.

  •  Onder leiding van Hitler begonnen de partij de schuld te geven aan de joden en regering. 

  • Hitler wilden ook de afspraken niet nakomen van het verdrag van Versailles. 


Slide 12 - Tekstslide

3. Fascisme en communisme na 1929
  • Na 1929 begonnen veel communistische partijen te groeien. 

  • Dit kwam voornamelijk door vele arbeiders die hun banen verloren tijdens de wereldcrisis. 

  • De uitgebuiten en achtergestelde arbeiders moest vooraan komen te staan. 


Slide 13 - Tekstslide

4. Fascisme en communisme na 1929
  • Toch waren er veel tegenstanders tegen de communisten. 

  • Veel grondbezitters en winkelier sloten zich daarom vaak aan bij de fascisten 

  •  Zij zouden namelijk hun beschermen tegen de communisten. 

Slide 14 - Tekstslide