In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Introductie interactieve les
Tijdens de les zullen enkele vragen gesteld worden, sla deze op in een word bestand met de naam "Les staande golven en geluid". Na het maken van de les vul je de rubric in die je hebt meegekregen. Zorg er voor dat het document met de antwoorden verzorgd is. Geef ook steeds aan bij welke slide je antwoord hoort.
Stuur deze bestanden na de les naar: nick.de.mets@student.kuleuven.be
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
https://www.youtube.com/watch?v=1fZ35RaSix8 (zie volgende dia)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Een grote magnetische veldsterkte zal voor een ... magnetische flux zorgen.
A
Grote
B
Kleine
Slide 7 - Quizvraag
De grootte van het oppervlak A van een winding heeft ... invloed op de grootte van de magnetische flux.
A
geen
B
een
Slide 8 - Quizvraag
Pagina 21: Teken bij a en c een even groot vierkant, en bij b een kleiner. Vergelijk nu a en b, en a en c op vlak van magnetische flux.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Hoe bereken je de magnetische flux als de magnetische veldlijnen niet loodrecht op het oppervlak van de winding staan? Gebruik een tekening ter verduidelijking (tekening is ook op vorige slide terug te vinden).
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Rangschik de situaties volgens toenemende flux
<
<
=
<
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Oefening 3: Bereken de magnetische flux van een winding met oppervlakte 10,0 cm² die evenwijdig met de veldlijnen van een magnetisch veld met grootte 0,50 T wordt geplaatst. Maak ook een tekening ter verduidelijking.
Slide 17 - Open vraag
Oefening 4: Bereken de magnetische flux van een winding met oppervlakte 50,0 cm² die een hoek van 30° maakt met de veldlijnen van een magnetisch veld met grootte 20,0 mT. Maak een tekening ter verduidelijking
Nader de spoel met de Z-pool naar de spoel toe. Op de voltmeter zal dan een ... uitwijking te zien zijn.
A
Negatieve
B
Positieve
C
Geen
Slide 21 - Quizvraag
Hoe loopt de stroom dan?
A
Van de + kant van de voltmeter naar de - kant
B
Van de - kant van de voltmeter naar de + kant
C
Er is geen stroom
Slide 22 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de uitwijking als je de staafmagneet weer uit de spoel beweegt?
A
De uitwijking keert om en is nu negatief
B
De uitwijking keert om en is nu positief
C
Nog steeds geen uitwijking
Slide 23 - Quizvraag
De stroom loopt nu...
A
Van de - kant van de voltmeter naar de + kant
B
Van de + kant van de voltmeter naar de - kant
C
Er is nog steeds geen stroom
Slide 24 - Quizvraag
Zin van de stroom
De zin is afhankelijk van twee factoren:
De pool van de magneet waarmee je de spoel nadert.
De zin waarin je beweegt met de magneet
Indien je met de N-kant van de magneet de spoel nadert, dan zal de zin van de stroom zo zijn dat de beweging wordt tegengewerkt. Wanneer je de magneet nu verwijdert, zal ook de zin van de stroom omdraaien zodat die de beweging opnieuw tegenwerkt.
Voor de Z-kant van de magneet zal dit omgekeerd zijn. De zin van de stroom zal steeds dezelfde zijn van de zin van de beweging van de magneet.
Slide 25 - Tekstslide
Wat gebeurt er met de uitwijking van de voltmeter als je de staafmagneet in de spoel plaatst en ze daar laat staan zonder ze verder nog te bewegen?
A
Positieve uitwijking
B
Geen uitwijking
C
Negatieve uitwijking
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Video
https://www.youtube.com/watch?v=tC6E9J925pY&t=1s
(vorige dia)
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Hoe groter ∆𝛷 in een bepaalde tijdsduur ∆t , hoe groter/kleiner 𝑈_(𝑖,𝑔𝑒𝑚). (pg 23)
A
groter
B
kleiner
Slide 30 - Quizvraag
Grotere ∆𝛷 in een bepaalde tijdsduur ∆t
Wanneer je teruggrijpt naar de applet, is dit ook op te merken. Wanneer je met de magneet de spoel traag nadert, is er een kleine uitwijking. Bij een snelle nadering, is de uitwijking groter.
Hoe groter N, hoe groter/kleiner 𝑈_(𝑖,𝑔𝑒𝑚). (pg 23)
A
groter
B
kleiner
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Waarvoor staat het "-" teken in de formule van de ogenblikkelijke spanning?
A
Wet van Lenz: De zin van de stroom in de spoel is zodanig dat hij meewerkt met de flux. Dit heeft dus zijn invloed op de spanning.
B
Wet van Lenz: De zin van de stroom in de spoel is zodanig dat hij de flux tegenwerkt. Dit heeft dus zijn invloed op de spanning.
Slide 35 - Quizvraag
De eerste figuur toont het verloop van de flux door een spoel en de tweede figuur de inductiespanning als gevolg van de verandering in die flux. Waarom is de inductiespanning nagenoeg gelijk aan 0 op het tijdstip t1?
Slide 36 - Open vraag
Op tijdstip t2 is de fluxverandering groot, de inductiespanning is dus groot/klein.
A
groot
B
klein
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Oefening 2 pagina 24: Een spoel met doorsnede 6,00 cm² en 1200 windingen staat loodrecht op het magnetisch veld van een elektromagneet met grootte 0,040 T. a) Bereken de flux door 1 winding b) Bereken de gemiddelde inductiespanning als het veld in de spoelwegvalt in 0,025 s
Slide 40 - Open vraag
Einde les
Vergeet je antwoorden en rubric niet door te sturen naar: