6.5 Energie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Terugblik
Leerdoelen 6.5
Uitleg 6.5
Opdrachten 6.5

Slide 2 - Tekstslide

Is een verzameling van stopcontacten en lichtpunten met schakelaars voor een deel dan op 1 zekering is aangesloten.
A
Hoofdkabel
B
Groep
C
Klas
D
kWh-meter

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat het verschil is tussen een overbelasting en een kortsluiting.

Slide 4 - Open vraag

Leg uit, wat doet een zekering?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat vermogen van een apparaat te maken heeft met energiegebruik.
Je kunt berekenen hoeveel energie een elektrisch apparaat gebruikt.


Slide 6 - Tekstslide

6.5 Energie

Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt

Slide 7 - Tekstslide

James Watt
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt, noem je het vermogen van dat apparaat. De eenheid van vermogen is watt (W).

Slide 8 - Tekstslide

Vermogen

Een apparaat met meer vermogen (meer Watt) is sterker dan een apparaat met minder vermogen. 


Slide 9 - Tekstslide

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim en Jan zeggen beiden dan hun oven zuiniger is. Wie heeft er gelijk?
A
Kim heeft gelijk, 200 W is minder als 300 W.
B
Jan heeft gelijk, meer vermogen is beter verbruik van energie
C
Geen hebben gelijk, energie kan soms verloren gaan

Slide 10 - Quizvraag

Kim en Jan kopen beiden een oven. De oven van Kim verbruikt 200 W, de oven van Jan 300 W. Kim zegt dat haar oven sterker en beter werkt. Heeft Kim gelijk?
A
Ja, 200W is beter als 300W
B
Nee, Jan heeft een betere oven gezien hij meer vermogen heeft
C
Nee, er gaat energie verloren ze kunnen niks zeggen over de sterkte van de oven

Slide 11 - Quizvraag

Kilowatt
                                 :1000
                    W                              kW
                                 x1000
Je wilt altijd naar W.

Slide 12 - Tekstslide

Tabel grootheden en eenheden

Slide 13 - Tekstslide

Berekening
1) gegevens
2) gevraagd
3) formule
4) berekening
5) antwoord met eenheid

Slide 14 - Tekstslide

Formule
E=Pxt
P= E/t
t=E/P

Slide 15 - Tekstslide

E=Pxt
Deze tv staat 200 h aan. Hoeveel energie is er verbruikt in kWh?

1 Gegevens: 
P=63W =  0,063kW    t=200 h. 
2 Gevraagd: P =?
3 formule: E = p x t
4 berekening E = 0,063 x 200
5 Antwoord: E= 12,6 kWh

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de formule om de energiegebruik te berekenen?

Slide 17 - Open vraag

In welke eenheid wil je P hebben?
A
W
B
kW
C
kWh
D
h

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel kW is 430 W?
A
0,43
B
4,3
C
43000
D
430000

Slide 19 - Quizvraag

Een laptop verbruikt 5 W. Je hebt nog 4h aan accu. Bereken de energie in kWh. Gebruik de 5 stappen.

Slide 20 - Open vraag

Antwoord
1. gegeven P = 5W = 0,005kW en t = 4h
2 gevraagd: E = ?
3 formule: E = P x t
4.berekening E = 0,005 x 4
5. antwoord: E = 0,2 kWh

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Maak paragraaf 6,5 Energie. 


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video