Naamwoorden en voorzetsels

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Doddema
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Doddema

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 
  • Telefoon op stil in de telefoontas of in je eigen tas.
  • Ga rustig zitten.
  • Pak je boek.
  • Zodra de les start luister je naar de docent en ben je stil.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
5 minuten uitleg
lidwoorden
5 minuten uitleg zelfstandig naamwoorden
5 minuten uitleg  bijvoeglijke naamwoorden
5 minuten voorzetsel
Doelen
  • Weten jullie wat lidwoorden zijn
  • Weten jullie wat zelfstandige naamwoorden zijn
  • Weten jullie bijvoeglijke naamwoorden zijn wat zijn
  • Weten jullie voorzetsels zijn wat zijn

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoorden

3 lidwoorden:
de
het
een 
Bepaalde lidwoorden:
de - mannelijk/vrouwelijk 
het - onzijdig 
Onbepaald lidwoord: 
een - kun je overal voorzetten
Verkleinwoorden ALTIJD het gebruiken.
Het meisje         het huisje
Bij meervoud altijd de gebruiken
de hoeveelheden    de honden
de poesjes         de huisjes

Slide 4 - Tekstslide

Oefening
De hond loopt met het meisje naar een veldje.
Het jongetje maakt een brug van lego.
De heren van dat huis gaan mee naar een kroeg.
Een klein huisje in het bos was van peperkoek gemaakt.



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Zelfstandig naamwoord
Wat is een zelfstandig naamwoord ook al weer? 
  • Dat zijn dieren, mensen of dingen. 
  • Tip: je kunt voor een zelfstandig naamwoord een lidwoord zetten. 
  • Lidwoord: de, het, een

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
  • Zelfstandige naamwoorden (znw) zijn mensen dieren, planten en dingen. 
  • Eigennamen (voornamen en plaatsnamen) zijn ook zelfstandige naamwoorden 
  • Je kunt altijd lidwoorden (de, het of een) voor een zelfstandig naamwoord zetten.

Slide 8 - Tekstslide

Oefening
De grote hond loopt met het kleine meisje naar een veldje.
Het lieve jongetje maakt een elektrische brug van lego.
De deftige heren van dat gigantische huis gaan mee naar een bruine kroeg.
Een klein huisje in het bos was van peperkoek gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Oefeningen
De grote hond loopt met het kleine meisje naar een veldje.
Het lieve jongetje maakt een elektrische brug van lego.
De deftige heren van dat gigantische huis gaan mee naar een bruine kroeg.
Een klein huisje in het bos was van peperkoek gemaakt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Uitleg: Voorzetsels
Voorzetsels 
Ze zeggen iets over de “waar” of “wanneer”
- Voorzetsels kun je invullen op de volgende puntjes: 
... de kast (waar)
... het feest (wanneer)
 


- achter de kast, tijdens het feest, in de kast, na het feest, door de kast


Slide 13 - Tekstslide

Voorzetsels zijn woorden als: 
in
op
naast
met 
van 
tijdens

Slide 14 - Tekstslide

Oefeningen
De grote hond loopt met het kleine meisje naar een veldje.
Het lieve jongetje maakt een elektrische brug van lego.
De deftige heren van dat gigantische huis gaan mee naar een bruine kroeg.
Een klein huisje in het bos was van peperkoek gemaakt.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Doelen
Weten jullie wat lidwoorden zijn
Weten jullie wat zelfstandige naamwoorden zijn
Weten jullie bijvoeglijke naamwoorden zijn wat zijn
Weten jullie voorzetsels zijn wat zijn

Slide 17 - Tekstslide

Volgende les
Volgende les: 


Slide 18 - Tekstslide