les week 13

  • Voca
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs: 29 mars 2022

D Grammaire et écrire (het werkw. être)
Maken : Ex. 16 t/m 19 (overslaan ex 17c)
Leren : D het werkwoord Être
Ex 19D : vul het Fiche d’évaluation in
Neem het werkwoord être over in je schrift (WB blz 110)

Tip: Kijk online naar het filmpje Bron D (werkwoord être)/ herhaal Phrases clés C met slim stampen







Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
Nieuw:
1. werkwoord être = zijn. Je kunt het Franse werkwoord 'être' vervoegen in de tegenwoordige tijd
Herhalen:
2. kloktijden. Je kunt de Franse kloktijden toepassen en begrijpen. 
--> Spel spelen: Kloktijden bingo







Slide 3 - Tekstslide

HET WERKWOORD ÊTRE
Het werkwoord être betekent: zijn.
Het werkwoord être is een onregelmatig werkwoord

Je suis à Paris = Ik ben in Parijs.
Elle est sympa = zij is aardig.
Il est sévère = hij is streng.

Slide 4 - Tekstslide

VERVOEGING WERKWOORD ETRE
je suis
tu es
il/elle/on est
on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
ik ben
jij bent
hij/zij is
wij zijn
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Het werkwoord être

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Het werkwoord être betekent?
A
Zijn
B
Hebben

Slide 7 - Quizvraag

Et maintenant à vous!
Sleep de juiste vormen van het werkwoord aller naar de juiste persoon.
Je
Tu
Il/elle/on
ils/elles
Nous
Vous
suis
est
êtes
es
sont
sommes

Slide 8 - Sleepvraag

Zij zijn
Ik ben 
Wij zijn
Jullie zijn
Zij is 
Elle est
Nous sommes
Je suis
Vous êtes
Elles sont

Slide 9 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

Nous ... à la cantine.
A
es
B
est
C
sommes
D
suis

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

il ... français?
A
êtes
B
est
C
es
D
suis

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

tu ... où?
A
sommes
B
est
C
es
D
suis

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

je ... à la maison!
A
es
B
est
C
sont
D
suis

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

elles ... mes copines.
A
es
B
est
C
sont
D
suis

Slide 14 - Quizvraag

Wij zijn betekent:
A
Vous êtes
B
Nous sommes
C
Tu es
D
Il est

Slide 15 - Quizvraag

Je suis
A
jij bent
B
wij zijn
C
ik ben
D
jullie zijn

Slide 16 - Quizvraag

Ils ....
A
es
B
est
C
sont
D
sommes

Slide 17 - Quizvraag

Zij is

Slide 18 - Woordweb

Zij zijn (mnl meervoud)

Slide 19 - Woordweb

Maxime et Claire ....
A
sont
B
est
C
suis
D
sommes

Slide 20 - Quizvraag

Vous ... français?

Slide 21 - Open vraag

Tu ... mon ami.

Slide 22 - Open vraag

Pierre ... grand.

Slide 23 - Open vraag

La roue
Vervoeg het werkwoord être.

Slide 24 - Tekstslide

Ik kan het werkwoord être vervoegen.
A
Oui
B
Non

Slide 25 - Quizvraag

Welke Franse vormen van être ken je nu?

Slide 26 - Woordweb

Kloktijden BINGO!


We gaan bingo spelen

Slide 27 - Tekstslide

Schrift controle
Staat het werkwoord être in je schrift?

Slide 28 - Tekstslide

Les devoirs
5 avril: Francofolies + E Regarder
WB: Maken: Bron E: Ex. 20 t/m 22 
Leren : voc A/B, Phrases clés C/Grammaire D
Schrift: Schrijf vocabulaire E + phrases clés over in je schrift

*Tip: Online: Luister naar voc + phrases clés E
Oefen de woorden/zinnen E met slim stampen

In de les: werk aan de opdracht: Fais un poster (blz 114)
+ herhalen ABCD (extra oefenen SO)


Slide 29 - Tekstslide