dieren en natuur.

dieren en natuur.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

dieren en natuur.

Slide 1 - Tekstslide

inhoud
  • hoofdstuk 1 - soorten, groepen, rassen
  •  hoofdstuk 2 - ecosystemen
  • hoofdstuk 3 - samenleving

Slide 2 - Tekstslide

hoofdstuk 1- soorten, groepen en rassen.
in dit hoofdstuk leer je de verdeling in de dierenwereld.

Slide 3 - Tekstslide

1.1 - voorkennis

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

wat weet je van rassen, soorten en groepen?
timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

timer
0:30
soorten

Slide 7 - Woordweb

timer
0:30
rassen

Slide 8 - Woordweb

timer
0:30
groepen

Slide 9 - Woordweb

1.2- geraamte of niet
  • gewerveld: reptielen, amfibieën, zoogdieren, vogels, vissen.
  • ongewerveld: weekdieren, schaaldieren, insecten.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

dieren met een geraamte
  • gewervelde dieren.
  • 5 groepen:
  1. vissen
  2. amfibieën
  3. reptielen
  4. vogels
  5. zoogdieren

Slide 13 - Tekstslide

de Quiz
over 1.2

Slide 14 - Tekstslide

wat is een spin?
A
gewerveld
B
ongewerveld
C
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

een vis in een ................ dier.

Slide 16 - Open vraag

welk rijtje is juist?
A
zoogdier, spin, insect, weekdier, neteldier
B
zoogdier, vis, reptiel, insect, vogel
C
vogel, zoogdier, reptiel, amfibie, vis
D
neteldier, spin, insect, weekdier, spons

Slide 17 - Quizvraag

tot welke groep valt een vierteenschildpad
A
reptiel
B
weekdier
C
amfibie
D
zoogdier

Slide 18 - Quizvraag

het heeft geen poten, een langwerpig lichaam en een gladde huid.
welk dier is dit en onder welke groep hoort hij.

Slide 19 - Open vraag

warm en koudbloedig
reptielen zijn koudbloedig en amfibieën zijn warmbloedig

Slide 20 - Tekstslide

1.3 - soorten
  • zoogdieren, reptielen,  amfibieën, vogels, vissen, insecten, weekdieren, schaaldieren, spinnen en neteldieren kun je in soorten onderscheiden.
  • een voorbeeld bij vogels:
mees, valk, havik.

Slide 21 - Tekstslide

zoogdieren
  • hond, kat, koe, varken, aap, olifanten, leeuw, tijger, dolfijn, konijn.
  • je kunt deze groep weer in stammen delen zoals, primaten, katachtige, hondachtige, hoefdieren, herkauwers, knaagdieren.

Slide 22 - Tekstslide

vissen

  • snoek, forel, kabeljauw, zalm, barbeel.
  • deze dieren ademen via kieuwen.

Slide 23 - Tekstslide

reptielen
  • slang, hagendis, kameleon.
  • deze dieren zijn koudbloedig maar gelukkig leven ze in warme, tropische landen.

Slide 24 - Tekstslide

amfibieën
  • kikker, salamanders.
  • deze dieren leven zowel op land als in het water. 

Slide 25 - Tekstslide

vogels
  • valk, havik, mees, kraai, kauw.
  • deze dieren hebben vleugels en een snavel en ademen met longen. 

Slide 26 - Tekstslide

1.4- groepen en soorten in de praktijk

Slide 27 - Tekstslide

de opdracht
je gaat een paar paspoorten invullen van 2 verschillende dieren/soorten.
deze opdracht is voor een cijfer.

Slide 28 - Tekstslide

hoofdstuk 2: ecosystemen

Slide 29 - Tekstslide

2.1- voorkennis
Een ecosysteem is een verzamelwoord voor het geheel van organismen (levende wezens) in een bepaalde omgeving en de onderlinge wisselwerking op elkaar en hun leefgebied. Zo kan je een ecosysteem zien als begrensd deel van de natuur die een samenhang heeft van levende en niet-levende onderdelen. Op levend (biotisch) gebied zijn planten of dieren de organismen die een deel van de werking van het ecosysteem bepalen. Daarnaast zijn de niet-levende (abiotische) samenstellingen van grond, water en lucht de andere factoren die het effect van het ecosysteem beïnvloeden. Een ecosysteem kan zowel op het land als onder water voorkomen. Echter heeft elke plek een andere samenstelling, waardoor we vele verschillende ecosystemen op onze planeet hebben.

Slide 30 - Tekstslide

wat is een organisme?

Slide 31 - Open vraag

wat is biotisch
A
levend
B
dood
C
geen idee
D
nog nooit van gehoord

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

2.2 - verschillen
  • nu weet je wat ecosystemen zijn, maar weet je ook wat de verschillen zijn?
  • zoals tussen abiotisch en biotische natuur. 
  • daarom komt er nu een quizje.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

noem een voorbeeld van een biotische factor.

Slide 36 - Open vraag

wat is een vis: biotisch of abiotisch?

Slide 37 - Open vraag

wat is een populatie?

Slide 38 - Open vraag

wat is het verschil tussen een populatie en een levensgemeenschap?

Slide 39 - Open vraag

2.3- praktijk.
Je gaat onderzoek doen om voor je gekozen dier een ecosysteem te maken van Playmobil of je knutselt iets.
Denk aan abiotische en biotische factoren.

Slide 40 - Tekstslide

welk dier wil je?

Slide 41 - Open vraag

hoe ga je het maken?

Slide 42 - Open vraag

waar leeft jouw diersoort?

Slide 43 - Open vraag

welk klimaat is het daar?

Slide 44 - Open vraag

welke dieren komen er nog meer voor in dit gebied?

Slide 45 - Open vraag

de eisen
  • je moet het dier terug vinden
  • je moet zien welk gebied het is
  • je moet een van de invloeden verwerken in je werkstuk
  • je moet minimaal 3 andere soorten dieren zien 
  • hij moet een minimaal 20 bij 30 cm zijn

Slide 46 - Tekstslide

tips
  • je kunt de ondergrond van karton maken en met kranten en ander stukken karton diepte creëren.
  • je kunt voor bomen echte takjes gebruiken
  • ook kun je zand of potgrond gebruiken. 

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

hoofdstuk 3- samenleving
In dit hoofdstuk leer je over communicatie, rangorde en samenleving.

Slide 49 - Tekstslide

3.1- communicatie

Slide 50 - Tekstslide