Puntkomma: Als
twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een
punt mag ook:
– Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
Mag ook met een punt ertussen:
– Stef wil later chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.