weektaak; examenbundel

Examentraining

  • deelvaardigheden: tekstrelaties en signaalwoorden
  • hoofdonderwerp en hoofdgedachte 
  • hoofdzaken in een samenvatting





1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examentraining

  • deelvaardigheden: tekstrelaties en signaalwoorden
  • hoofdonderwerp en hoofdgedachte 
  • hoofdzaken in een samenvatting





Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weektaak: examenbundel
maken blz 46 t/m 54 ( opdracht 16/21
maken blz 55 t/m 58 (theorie schrijfvaardigheid)
lezen boek 2
Vlekkeloos Nederlands taak 4 en 5

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet ik al over signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstrelaties(verbanden) en signaalwoorden
Tekstverbanden zijn er voor de samenhang in de tekst. Je snapt dan waarom bepaalde delen van een tekst bij elkaar horen.
Er zijn relaties tussen zinnen en tussen alinea's

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstrelaties en signaalwoorden
8 tekstrelaties (of -verbanden)
  • oorzaak - gevolg
  • doel - middel
  • algemene uitspraak of bewering - voorbeeld
  • tegenstelling
  • opsomming
  • voorwaarde
  • argumenten
  • conclusie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

signaalwoorden oorzaak gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ook'
A
chronologisch tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

signaalwoorden tijdsvolgorde (chronologisch)
A
dus, concluderend, dat betekent
B
net zoals, even....als
C
eerst, dan, daarna, voordat, verder, ten slotte

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

signaalwoorden voorwaarde
A
waarmee, zodat, met behulp van
B
als........dan, indien
C
ook, tevens

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
Maar, hoewel, echter
B
Vervolgens, daarna, tot slot
C
Ook, bovendien, daarnaast
D
Mits, op voorwaarde dat

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
Ten eerste, daarna, vervolgens
B
Ook, bovendien, daarnaast
C
Maar, hoewel, echter
D
Net als, in vergelijking met

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'kortom, samengevat, met andere woorden, al met al' zijn signaalwoorden die passen bij het tekstverband?
A
doel-middel
B
samenvattend
C
voorwaardelijk
D
toegevend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdonderwerp en hoofdgedachte
Hoofdonderwerp: waar gaat deze tekst over?

Hoofdgedachte: wat zegt de schrijver in één zin over het onderwerp van de tekst?

Bij een meerkeuze vraag naar de hoofdgedachte van een tekst kom je tussen de foute antwoorden vaak zinnen tegen die op zich juist zijn, maar geen betrekking hebben op de hele tekst. Bijvoorbeeld een samenvatting van een paar alinea's. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzaken, bijzaken en samenvatten
Noteer alleen hoofdzaken.
Schrijf de belangrijkste zinnen onder elkaar.
                                                            

Eindig met de hoofdgedachte.



handig !!
dus geen voorbeelden of uitleg

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je weet wat voor vragen over samenvatten op het examen komen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Moeilijke vraag uit een vorig examen over samenvatten. Zet straks je antwoord in de volgende dia...

Slide 17 - Tekstslide

1, 2, 3, 5, 7
4 en 6 zijn voorbeelden
8 is een uitwerking van 7. 
Welke vijf zinnen bevatten de beste informatie voor een samenvatting (vorige dia).

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

CITEREN
Citeren = letterlijk een stukje overnemen uit de tekst
Dit kan zijn: een woord, een woordgroep, een zinsdeel, een zin of meerdere zinnen

MOET volgens een vaste regel: 
"Eerste drie woorden ... laatste drie woorden" (regel 1-4)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CITEREN (vervolg)
MOET volgens een vaste regel: 
"Eerste drie woorden ... laatste drie woorden" (regel 1-4)

Als je te veel citeert, is je antwoord fout en krijg je geen punten. 

Als je niet volgens de regels citeert, dan kan je antwoord ook fout gerekend worden. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies