In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Herhaling 2.1
Even een stukje herhaling van 2.1
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer zie je een voorwerp?
A
Als er licht opvalt.
B
Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
C
Als er licht opvalt en dat licht wordt weerkaatst naar je oog.
D
Altijd.
Slide 2 - Quizvraag
Licht breken
Een spectrum ontstaat als je het witte licht breekt, bijvoorbeeld met een cd, water of een prisma.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe noem je alle kleuren van de regenboog samen?
A
Praxis
B
Spektakel
C
Prisma
D
Spectrum
Slide 4 - Quizvraag
Waarmee kun je het spectrum laten zien?
A
Trapezium
B
Driehoek
C
Kubus
D
Prisma
Slide 5 - Quizvraag
Als je laserlicht op een prisma laat vallen, komen er geen andere kleuren tevoorschijn. Daarom noem je de kleur van een laserlicht?
A
Zuivere kleur
B
Gemengde kleur
C
Wit licht
D
Spectrum licht
Slide 6 - Quizvraag
2.2 Licht en schaduw
Slide 7 - Tekstslide
Licht en schaduw
Licht gaat altijd rechtuit.
Licht kan niet vanzelf om een hoekje kijken.
Slide 8 - Tekstslide
Lichtbronnen
Puntbron: Licht komt uit een bron.
Divergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen uit elkaar
Convergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen naar elkaar toe
Evenwijdige lichtbundel: Lichtstralen gaan niet uit elkaar. lopen evenwijdig (laser)
Slide 9 - Tekstslide
Schaduw
Slide 10 - Tekstslide
Half en kernschaduw
Vaak is een schaduw langs de randen niet scherp.
Het donkere deel is de kernschaduw. De grijzige rand is de halfschaduw.
Slide 11 - Tekstslide
Schaduwwerking
Het effect van licht. Schaduwplekken ontstaan omdat er weinig of geen licht op die plekken valt. Er worden verschillende soorten schaduw onderscheiden:
Eigen schaduw: Dit is de schaduw die ontstaat op het belichte object zelf. Het benadrukt de vorm van het object en geeft het object plasticiteit.
Kernschaduw: Is het middelste, donkerste deel van de eigen schaduw. Kernschaduw en halfschaduw worden zichtbaar op bolle vormen.
Halfschaduw: Het gedeelte tussen de kernschaduw en het verlichte gedeelte op een voorwerp.
Slagschaduw: Dit is de schaduw van een voorwerp die op een ondergrond of een andere vorm valt. Als de omgeving niet vlak is wordt de slagschaduw gebroken, en spreken we van gebroken schaduw; de schaduw verliest dan zijn herkenbare silhouet. De hoogte van de lichtbron bepaalt of er korte of langgerekte schaduwen (strijklicht) ontstaan.
Slide 12 - Tekstslide
Een directe lichtbron
A
Een voorwerp dat licht weerkaatst
B
een polarisatie filter
C
Een voorwerp dat zelf licht uitzend
D
een stukje hol of bol geslepen glas
Slide 13 - Quizvraag
Lichtbronnen
Directe lichtbron geeft zelf licht
Indirecte lichtbron geeft licht door weerkaatsing (bv de maan)
Zie plaatje:
1: indirect licht via weerkaatsing tegen
plafont
2: direct licht vanuit lichtbron
3: indirect licht via weerkaatsing zonlicht
door spiegel
Slide 14 - Tekstslide
Kijk naar figuur 2. Dit is een voorbeeld van …
A
absorptie.
B
diffuse terugkaatsing
C
een directe lichtbron.
D
spiegelende terugkaatsing.
Slide 15 - Quizvraag
De maan heeft schijngestalten
Slide 16 - Tekstslide
Maan
De maan is eerst vol.
Daarna krijg je 1e kwartier.
Daarna is het nieuwe maan.
En daarna 3e kwartier.
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag
Kom even een werkblad bij de docent ophalen, en maak daarna 2.2.
2.2 is de weektaak voor deze week. Maandag kun je aftekenen.