hst 1 paragraaf 1 "Elektrische stroom"

1 / 40
volgende
Slide 1: Video
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

hst 1.1 "elektrische stroom"

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt met een model uitleggen hoe een elektrische stroom rond stroomt in een stroomkring.
  • Je kunt aangeven hoe je een stroommeter moet schakelen om een bepaalde stroom te meten.
  • Je kunt uitleggen dat de stroomsterkte in een serieschakeling op alle plaatsen even groot is.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de totale stroomsterkte in een parallelschakeling.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met de verschillende stroomsterktes in een parallelschakeling.

Slide 3 - Tekstslide

vandaag
Uitleg PTA Natuurkunde (nask1)
Volgende week planning
Inloggen Nova met klascode
Uitleg LU inloggen met klascode
Beginnen met hst 1 paragraaf 1
Huiswerk volgende week maken hst 1 paragraaf 1
                                                   lezen hst 1 paragraaf 2

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Er is druk, maar geen stromend water
Er is spanning, maar geen stroom

Slide 6 - Tekstslide

Kraan open: stromend water
Schakelaar dicht: stroom loopt

Slide 7 - Tekstslide

Watermeter meet hoeveel 
water
Stroommeter meet hoeveel stroom

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Stroomkring: symbolen in schema

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Serie: It = I1 = I2 = I3

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

C.v. installatie als model voor de stroomkring

-Spanningsbron; brander (geeft energie mee)
-Stroom; het water (transporteert energie)
-Schakelaar; radiator knop (onderbreekt de kring).
-Lampje; de radiator (hier wordt de energie afgegeven)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Plus voeding op plus (anders wijzer verkeerde kant op)
Grootste bereik eerst (anders slaat de wijzer mogelijk te ver uit. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

1 A = 1000 mA
1 mA = 0,001 A

Slide 22 - Tekstslide

De stroomsterkte in een serieschakeling
.
Er wordt geen stroom verbruikt door de lampjes.
De stroomsterkte is overal gelijk

Slide 23 - Tekstslide

De stroomsterkte in een parallelschakeling
It = I1 + I2 + I3
Om de totale stroom te krijgen mag je
alle stromen optellen.

Slide 24 - Tekstslide

Parallel: It = I1 + I2 + I3

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Stroomsterkte

Symbool; I
Eenheid; ampère (A)

Spanning

Symbool; U
Eenheid; Volt (V)

Slide 27 - Tekstslide

Toepassingen serie schakelingen; kerslampjes,
batterijen bij speelgoed, ampèremeter.

Toepassingen parallelschakelingen: lampen in het lokaal, stopcontacten, groepen in de meterkast.


Slide 28 - Tekstslide

Hierna komt een dia met een link
Klik op de link en bouw eens een schakeling met een lampje en een schakelaar

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Belangrijke woorden bij elektriciteit

- stroomkring
- serieschakeling
- parallelschakeling
- ampere
- schakelaar
- stroommeter/ampèremeter

Slide 31 - Tekstslide

serieschakeling                                              parallelschakeling

Slide 32 - Tekstslide

Ga zometeen terug naar de applet

Maak nu een kringetje met stroommeters

Maak een parallelschakeling

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Wat is het symbool voor stroomsterkte
A
A
B
I
C
U
D
S

Slide 35 - Quizvraag

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 36 - Quizvraag

Een voltmeter plaats je altijd:
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 37 - Quizvraag

de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel

Slide 38 - Quizvraag

In een serieschakeling is de stroom
A
overal even groot
B
na ieder lampje verandert de stroom
C
net zo groot als de spanning
D
kleiner dan de spanning

Slide 39 - Quizvraag

in een parallelschakeling
A
is de stroom overal even groot
B
is er geen stroom
C
wordt de stroom verbruikt
D
verdeelt zich over de vertakkingen

Slide 40 - Quizvraag