Methodiek vragen psych stromingen

Psychologische stromingen
Kennisquiz
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Psychologische stromingen
Kennisquiz

Slide 1 - Tekstslide

Leertheorie:
Wat past bij model-leren?
A
Passief leren door waarneming
B
Actief leren door waarneming
C
Gedrag stap voor stap bekrachtigen
D
dressuur-leren

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke stroming past mindfulness het beste?
A
Positieve psychologie
B
Leertheorie
C
Psychoanalyse
D
Rationeel Emotieve Therapie

Slide 3 - Quizvraag

Psychoanalyse:
Wat is geen afweermechanisme?
A
uitstellen
B
projectie
C
progressie
D
sublimatie

Slide 4 - Quizvraag

Welke rol past bij 'het kritische, bestraffende deel in ons' (TA)?

Slide 5 - Open vraag

Vanuit welke rol reageren hulpverleners/begeleiders vaak tijdens hun werk?
A
de ouder
B
de volwassene
C
het kind

Slide 6 - Quizvraag

Wat past bij een gezond systeem?
A
Er is sprake van een duidelijk geaccepteerde hiërarchie en de deelnemers zijn betrokken bij elkaar.
B
Het proces waarin alle gevoelens van ongenoegen en frustratie die in een systeem heersen, worden op één persoon worden gericht.

Slide 7 - Quizvraag

Wie was de eerste positief (of humanistisch) psycholoog?

Slide 8 - Open vraag

Positieve psychologie: Wat is geen bepaler van geluk?
A
autonomie hebben
B
gezond zijn
C
veel geld hebben
D
positieve relaties hebben

Slide 9 - Quizvraag

Wat past bij klassieke conditionering?
A
onmiddellijke associatie
B
straffen en belonen
C
uitdoving
D
systematische desensitisatie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is cognitieve gedragsmodificatie?
A
Zorgen dat gedachten niet meer voorkomen.
B
Een manier om met gevoelens om te gaan die je wil vermijden.
C
Een methode om een gezondere beoordeling van situaties te krijgen.
D
Dat is hetzelfde als een rationele analyse.

Slide 11 - Quizvraag

Welke psychologische stroming gaat in op het onderbewuste?
A
psychoanalyse
B
RET
C
positieve psychologie
D
systeembenadering

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat de A voor bij een rationele analyse?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent een gekruiste transactie bij de transactionele analyse?
A
communicatie die soepel verloopt
B
spanning in de communicatie
C
de Ouder heeft een dominante rol
D
de Volwassene heeft een dominante rol

Slide 14 - Quizvraag

Voor hoeveel procent bestaat geluk uit erfelijkheid?
A
50%
B
60%
C
40%
D
30%

Slide 15 - Quizvraag

Welke vraag past bij waarderende diagnostiek?
A
Wat wil je veranderen aan jezelf?
B
Hoe oud ben je?
C
Hoe lang werk je er al aan?
D
Waar gaan je ogen van twinkelen?

Slide 16 - Quizvraag

Waar staat de afkorting RET voor?

Slide 17 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een subsysteem?
A
Vader-dochter
B
grootouders van beide kanten
C
een hele familie
D
onderwijsteam

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke psychologische stroming spreekt men van driften?
A
transactionele analyse
B
RET
C
leertheorie
D
psychoanalyse

Slide 19 - Quizvraag