Max Havelaar

Max Havelaar
door Eduard Douwes Dekker
 ps. Multatuli
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Max Havelaar
door Eduard Douwes Dekker
 ps. Multatuli

Slide 1 - Tekstslide

Waarom moet Barbertje hangen?
A
Hij is schuldig aan moord
B
Hij is schuldig aan het inzouten van het lijk
C
Hij is schuldig aan verwaandheid
D
Hij is schuldig aan alle drie

Slide 2 - Quizvraag

Ik ben makelaar in koffie op de Lauriergracht No 37
Wie is die ik?
A
Max Havelaar
B
Stern
C
Sjaalmans
D
Droogstoppel

Slide 3 - Quizvraag

Wat vertelt Droogstoppel over zichzelf?
A
Hij is zakenman, houdt van boeken en is gelovig
B
Hij is zakenman, houdt niet van boeken, twijfelt aan God
C
Hij is makelaar in koffie, houdt van lezen en is diepgelovig
D
Hij is een zakenman, houdt niet van lezen en is gelovig

Slide 4 - Quizvraag

Waarom krijgt Droogstoppel uiteindelijk toch interesse in het pak van Sjaalmans. p. 44
A
Er staan toch wel mooie gedichten in
B
De vreemde talen in het pak zijn interessant
C
Sjaalman had ook in de koffie gewerkt
D
Er werd ook over de koning gesproken

Slide 5 - Quizvraag

Welke figuren worden in deze roman opgevoerd en wat is hun rol?

Slide 6 - Woordweb

Max Havelaar
Tine
Batavus Drogstoppel

Sjaalman
Ernest Stern

Da Adipati
Slijmering

p. 11 voor de overigen
Assistent-resident in Lebak
Echtgenoot van Max
Makelaar in koffie, getrouwd en vader van Frits en Marie
Spotnaam voor Max Havelaar
Zoon van een zakenrelatie van Droogstoppel, hij herschrijft het pak
De regent van Lebak
Resident van provincie Banten, waarvan Lebak een district is

Slide 7 - Tekstslide

Wat overweegt Droogstoppel om te doen met Sjaalmans?
A
Hij wil een detective inhuren
B
Hij wil hem in dienst nemen
C
Hij wil hem liever nooit meer zien
D
Hij wil eens een goed gesprek met hem voeren over literatuur

Slide 8 - Quizvraag

Droogstoppel vindt dat zijn boek de wereld in moet. Waarom?
A
Om de toestand in Indië aan de kaak te stellen
B
Om iedereen te laten zien wat een lapzwans Havelaar was
C
Omdat de artikelen over de koffie interessant voor de handel zijn
D
Omdat hij vindt dat de waarheid via een verhaal verteld moet worden

Slide 9 - Quizvraag

Waarom laat Droogstoppel Stern het boek schrijven?
A
Omdat hij zulke mooie voordrachten houdt
B
Omdat Frits Droogstoppel goed had geholpen
C
Omdat Frits de Duitse verzen zo mooi vertaald had
D
Omdat Droogstoppel nog geen orders vanuit Duitsland ontvangen had van Stern

Slide 10 - Quizvraag

Als Droogstoppel op bezoek is bij Sjaalmans maakt hij zich druk over een aantal taalkwesties. Welke?

Slide 11 - Open vraag

Welk dier werd gevorderd bij Saïdjah en Adinda?
A
een koe
B
een paard
C
een buffel
D
een tijger

Slide 12 - Quizvraag

Saïdjah vroeg Adinda de maanden te tellen, hoe deed zij dit?
A
Door op op een boom kerven te plaatsen
B
Door stokjes in de grond te steken
C
Door kleine stukje stof te verzamelen
D
Door op het rijstblok kerven te plaatsen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Wanneer zet je een hoofdletter? Noem minstens drie momenten.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

Zet de juiste hoofdletters en leestekens: ik zei toch die iris van dijk moet goed opletten

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

Welke meervouden zijn allemaal goed?
A
babies, cafees, duo's
B
baby's, café's, duo's
C
babys, cafees, duo's
D
baby's, cafés, duo's

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ik sta vlakbij/ vlak bij de interviewer
A
vlakbij
B
vlak bij

Slide 26 - Quizvraag

Ik kocht er tien vanin/van in
A
vanin
B
van in

Slide 27 - Quizvraag

Ik tel de reiskosten erbijop/erbij op
A
erbijop
B
erbij op

Slide 28 - Quizvraag

We gaan eraan/ er aan
A
eraan
B
er aan

Slide 29 - Quizvraag

Moest je nou echt zolang/zo lang bellen
A
zolang
B
zo lang

Slide 30 - Quizvraag

Ik wil hier zolang/zo lang mogelijk blijven wonen.
A
zolang
B
zo lang

Slide 31 - Quizvraag

zolang/zo lang
zolang = gedurende de tijd(voegwoord)/ voorlopig(bijwoord)
Zolang het regent ../ Ga jij zolang maar in de hoek staan
zo lang =  van die lengte of tijdsduur
Het blaadje is twee keer zo lang als het breed is

Slide 32 - Tekstslide

Ik ben misschien niet goed in taal, maar ik kan tenminste/ten minste hoofdrekenen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 33 - Quizvraag

ten minste/tenminste
ten minste = minimaal
tenminste = in ieder geval

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Kies de juiste persoonsvorm en ontdek de regel.
Je hebt per vraag 10 seconden.

Slide 36 - Tekstslide

Een aantal leerlingen is/zijn hard aan het werk.

A
is
B
zijn

Slide 37 - Quizvraag

Drugs is/zijn verslavend.

A
is
B
zijn

Slide 38 - Quizvraag

De media is/zijn niet te stuiten in hun nieuwshonger.

A
is
B
zijn

Slide 39 - Quizvraag



De VS heeft/hebben maatregelen genomen tegen de verregaande verruwing van de samenleving

A
heeft
B
hebben

Slide 40 - Quizvraag

80% procent van de leraren is/zijn ochtendpunt
A
is
B
zijn

Slide 41 - Quizvraag

Een aantal leerlingen is hard aan het werk.
Drugs zijn verslavend.
De media zijn niet te stuiten in hun nieuwshonger.
De VS hebben maatregelen genomen tegen de verregaande verruwing van de samenleving
80% van de leraren is een ochtendmens.

Slide 42 - Tekstslide

Hoe luidt de congruentieregel?

Slide 43 - Open vraag

Van mijn mentor hoorde ik dat als je drie vijven staat, je blijft zitten.

Slide 44 - Open vraag

dat/als constructie
(om)dat en als/wanneer mogen NOOIT na elkaar komen

Slide 45 - Tekstslide

foutieve samentrekking
Zinsdelen mag je in een tweede zin alleen weglaten als de volgende zaken in beide zinnen hetzelfde zijn:
1. betekenis
2. vorm (enkelvoud/meervoud)
3. functie (ontleden!)

Herschrijf de volgende zinnen!

Slide 46 - Tekstslide

De corrupte directeur zette de onterecht verkregen subsidies weg op een rekening in Zwitserland en daarna een nieuw bedrijf op.

Slide 47 - Open vraag

Als vrijdag het grof vuil komt, gaan die oude stoelen weg en die fiets ook.

Slide 48 - Open vraag

Hij is het helemaal zat en naar zijn
vrouw gegaan om hem eens goed de waarheid te vertellen.

Slide 49 - Open vraag

foutieve beknopte bijzin
Het onderwerp in de bijzin mag alleen weggelaten worden, als dat onderwerp hetzelfde is als in de hoofdzin!

Herschrijf de volgende zinnen!
 

Slide 50 - Tekstslide

Wandelend over het strand kwam de vloed opzetten.

Slide 51 - Open vraag

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.

A
goed
B
fout

Slide 52 - Quizvraag

De hekken = onderwerp in de hoofdzin, maar niet het verzwegen onderwerp uit de beknopte bijzin.
 Goed =

Nadat we drie uur hadden gewacht, gingen de hekken eindelijk open.

Slide 53 - Tekstslide



Net op tijd in het stadion aangekomen, liepen de supporters snel naar hun plaatsen.

A
goed
B
fout

Slide 54 - Quizvraag

Na koffie te hebben gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.
A
goed
B
fout

Slide 55 - Quizvraag

De bus = onderwerp in de hoofdzin, maar niet het verzwegen onderwerp uit de beknopte bijzin.
 Goed =

Nadat we koffie hadden gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.

Slide 56 - Tekstslide