Past simple vs Present perfect goede versie

Past simple + Present perfect
Lesson goal: At the end of this lesson you know how the past simple and present perfect are formed.
Also, you learn when to use a past simple and when to use a present perfect in a sentence.  
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Past simple + Present perfect
Lesson goal: At the end of this lesson you know how the past simple and present perfect are formed.
Also, you learn when to use a past simple and when to use a present perfect in a sentence.  

Slide 1 - Tekstslide

Past simple in affirmative sentences
Look at the following sentences. Do you recognize the past simple?
- I was in London last year. (be)
- We saw this film last night. (see)
- They bought the same dress yesterday. (buy)
- I worked really hard last year (work)

Slide 2 - Tekstslide

Wat zet je achter een regelmatig werkwoord om er een past simple van te maken?

Slide 3 - Open vraag

Bij de onregelmatige werkwoorden is de ……………..vorm de past simple.

Slide 4 - Open vraag

Past simple (questions)
Look at the following sentences. Can you recognize the past simple?
- Was I in London last year? (be)
- Did we see this film last night ?(see)
- Did they buy the same dress yesterday? (buy)
- Did I work hard last year? (work)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?

Slide 6 - Open vraag

Past simple (negations)
Look at the following negations. 
- I wasn't in London last year. (be)
- We didn't see this film last night. (see)
- They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
- I didn't work hard last year (work)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning met de past simple?

Slide 8 - Open vraag

Samenvattend

Bij bevestigende zinnen krijgt de stam -ed of verandert in
          de 2de vorm omdat het een onregelmatig werkwoord is.
Bij ontkennende zinnen komt "didn't" erbij en de stam blijft hetzelfde
Bij vragende zinnen begin je met "did" en de stam blijft hetzelfde
Met het werkwoord "to be" hoef je de bovenste regels niet te volgen en
          alleen "was/were/wasn't/weren't" te gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

When do you use a past simple?
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Vaak staat er een tijdsbepalingg in de zin zoals yesterday, last year, in 1980, when I was a child etc.
Examples:
• It happened in 1870.
• He saw her last week
• We first met a year ago.





Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je een present perfect (regelmatige werkwoorden)?

Slide 11 - Open vraag

Present perfect in affirmative sentences

- My father has lived in Rome for two years. (live)
- I have been in New York for a week. (be)
- They have known each other since 2013. (know)

Slide 12 - Tekstslide

Hoe maak je een present perfect (onregelmatige werkwoorden)?

Slide 13 - Open vraag

Present perfect (negations)


- My father has not (hasn't) lived in Rome for two years. (live)
- I have  not (haven't) been in New York for a week. (be)
- They have not (haven't) known each other since 2013. (know)

Slide 14 - Tekstslide

Present perfect (questions)


- Has my father lived in Rome for two years? (live)
- Have  been in New York for a week? (be)
- Have they known each other since 2013? (know)

Slide 15 - Tekstslide

Hopelijk viel je het volgende op...

  • Er komt have (I, you, we, they) of has (he,she, it) in voor.
  • De  stam krijgt  -ed of verandert in
              de 3de vorm
  • Bij ontkennende zinnen komt not  achter has/have
  • Bij vraagzinnen komt has/have vooraan in de zin. 
     
              
          

Slide 16 - Tekstslide

When do you use a present perfect? 
- Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
I have lived in Groningen since 1998
- Om te praten over ervaringen en over gebeurtenissen waarvan je nu het resultaat merkt.
I can't find my keys. I have lost them. 
Look! She has broken her leg.
So far, I haven’t heard from him.
I have never been to London.

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden present perfect
Belangrijke signaalwoorden om uit je hoofd te leren;
- since, for, just, ever, never, yet, already, so far, up till know, (for)how long, lately?
• How long have you been here?
• Have you read any good books lately?
• He has never had a date with her.
• So far, I haven’t heard from him.


Slide 18 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple


Wat is het verschil?
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Present perfect of past simple?
Volg deze stappen
1. Is het op dit moment aan de gang?
ja: present perfect - nee: ga naar vraag 2
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
ja: present perfect - nee: ga naar vraag 3.
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
ja: present perfect - nee: past simple.

Slide 21 - Tekstslide

I ..................(be) a teacher since 2010.

Slide 22 - Open vraag

Fill in past simple or present perfect.
Jack .........(finish) work an hour ago.

Slide 23 - Open vraag

Do you need some extra explanation? Answer with yes or no.

Slide 24 - Open vraag

What are you going to practise?
Part 1: Fill in past simple
Part 2: Fill in present perfect
Part 3: Fill in past simple/present perfect
Part 4: Irregular verbs

Slide 25 - Open vraag

Part 1: Practise past simple
- Two slides

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Part 2:Practise present perfect
2 slides

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Part 3: Practise with past simple/present perfect
5 slides

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Part 4: Practise with irregular verbs
2 slides

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Part 2
- Practise with the past simple/present perfect exercises (15 min). 
- Explanation speaking exercise using the past simple/present perfect (20 min)
- Discuss your sentences (8 min)
Lesson goal: At the end of this lesson you know when to use a past simple  and present perfect. You also know how to use those tenses in a conversation. 
Homework: Study words A+B + grammar 1 of chapter 1

Slide 41 - Tekstslide

Some policemen (catch) the criminals two days ago.

Slide 42 - Open vraag

Look! He ----------(find) a wallet in the street.

Slide 43 - Open vraag

Speaking exercise (15 min)
Take the speaking exercise. Work in pairs.
Use a dice to determine what question you need to answer. 
Answer in full sentences
Use the correct tense
Write down two sentences in which you heard/used the correct tense (past simple/present perfect)


Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Link

Write down two sentences using the correct tense

Slide 46 - Open vraag