chapitre 1: avoir, nombres, vocabulaire E

Hoe gaat het?
A
va ça?
B
ça va?
C
comment va?
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe gaat het?
A
va ça?
B
ça va?
C
comment va?

Slide 1 - Quizvraag

het gaat goed, bedankt
A
ça va ben, merci
B
ca va bien, mersi
C
ça vas bien messi
D
ça va bien, merci

Slide 2 - Quizvraag

Ben je op vakantie?
A
tu est en vacances?
B
tu es en vacances?
C
il es en vacances?

Slide 3 - Quizvraag

Ja, ik ben hier op vakantie.
A
oui, je es en vacances ici.
B
oui, je suis en vacances ici.
C
je suis en vacances ici.

Slide 4 - Quizvraag

Spreek je Frans?
A
Tu parle français?
B
Tu parles français?
C
je parle français?

Slide 5 - Quizvraag

de broer
A
le père
B
le frère
C
la soeur

Slide 6 - Quizvraag

de wc's
A
les toilettes
B
les toilette
C
la toillete

Slide 7 - Quizvraag

hoe oud ben je?
A
tu a quel âge?
B
tu ai quel age?
C
tu as quel âge?

Slide 8 - Quizvraag

vertaal in het Frans:
de familie

Slide 9 - Open vraag

vertaal in het Frans:
de zus

Slide 10 - Open vraag

vertaal in het Frans:
de ouders

Slide 11 - Open vraag

vertaal in het Frans:
de vriendin

Slide 12 - Open vraag

de wc

Slide 13 - Open vraag

vertaal in het Frans:
ik woon in Hengelo

Slide 14 - Open vraag

vertaal in het Frans:
ik woon in Enschede

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de getallen in cijfers
dix-huit

Slide 16 - Woordweb

dix

Slide 17 - Woordweb

onze

Slide 18 - Woordweb

douze

Slide 19 - Woordweb

cinq

Slide 20 - Woordweb

huit

Slide 21 - Woordweb

vingt

Slide 22 - Woordweb

sept

Slide 23 - Woordweb

Welke vakken heb je op dinsdag?
A
Tu a quelles matres le mardi?
B
Tu as quelles matières le mardi?

Slide 24 - Quizvraag

Hoe laat is het?
A
Quelle heure est-elle?
B
Quel heure est-il?
C
Quelle heure est-il?

Slide 25 - Quizvraag

ik ben in Parijs
A
j'ai à Paris
B
j' suis à Paris
C
je suis à Paris

Slide 26 - Quizvraag

wij zijn op school
A
nous somme au college
B
nous sommes au collègue
C
nous sommes au collège

Slide 27 - Quizvraag

jullie zijn in de bios
A
vous êtes au cinéma,
B
vous etes au cinéma
C
vous âtes au cinéma

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

ik heb
A
tu as
B
il a
C
j'ai
D
ils ont

Slide 31 - Quizvraag

vertaal: ik heb een broer

Slide 32 - Woordweb

nous avons
A
jullie hebben
B
hij heeft
C
ze hebben
D
wij hebben

Slide 33 - Quizvraag

jullie hebben een kat?
A
nous avons un chat?
B
vous avez un chat?
C
Tu as un chat?
D
elle a un chat?

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Sara heeft een boek
A
il a un livre
B
tu as un livre
C
elle a un livre
D
il a un livre

Slide 36 - Quizvraag

mijn vader heeft een auto
A
mon frère a une voiture
B
ma soeur a une voiture
C
ma mère a une voiture
D
mon père a une voiture

Slide 37 - Quizvraag

hoe oud ben je?
A
j'ai quel âge?
B
tu as quel âge?
C
il a quel âge?
D
elle a quel âge?

Slide 38 - Quizvraag

vertaal: Hij is veertien jaar oud

Slide 39 - Woordweb

Au travail!
Maak exercice 30abcd
Maak exercice 31 abcde

Slide 40 - Tekstslide

Ik vond de les
A
saai
B
leuk
C
leerzaam
D
dom

Slide 41 - Quizvraag