Huiswerk spelling thema 8 les 2

Huiswerk opdrachten

We gaan nu de huiswerk opdrachten bespreken.

Zijn er van te voren al vragen, opmerkingen of aandachtspunten?

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Huiswerk opdrachten

We gaan nu de huiswerk opdrachten bespreken.

Zijn er van te voren al vragen, opmerkingen of aandachtspunten?

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je weten:

Je hoort: zju

Je schrijft: ge.

Horlozju

Horloge

Slide 2 - Tekstslide

Hoe schrijf je het

-aasje of -age?
-eesje of -ege?

-oosje of -oge?

Weetwoorden!

Slide 3 - Tekstslide

Noem een woord wat eindigt op aasje.

Slide 4 - Woordweb

Een journalist maakt een.....
A
reportaasje
B
reportage
C
reportaage

Slide 5 - Quizvraag

Na een ongeluk maakt de politie een....
A
rapportage
B
rapportaage
C
rapportaasje
D
rapportaazju

Slide 6 - Quizvraag

Spieren maak je los met een.....
A
massagaasje
B
massage
C
massazju

Slide 7 - Quizvraag

De prins geeft doornr...... een hartmass......
A
Doornrooge, hartmassaage
B
Doornroosje, hartmassage
C
doornraasje, hartmaasaasje
D
Doornroosje, hartmassoge

Slide 8 - Quizvraag

In de paardenman....... speel ik voor paash......
A
paardenmanege, paashaasje
B
paardenmaneesje, paashaasju
C
paardenmanege, paasheesje

Slide 9 - Quizvraag

In de fotoreport...... staat steeds hetzelfde juwelend..... op tafel.
A
fotoreportaage, juwelendooge
B
fotoreportage, juwelendage.
C
fotoreportage, juwelendoosje

Slide 10 - Quizvraag

Andere klankwerkenwoorden: d ,t, dt.

Sterke werkwoorden: zijn sterk genoeg om te veranderen;




tt: ik vind

vt: ik vond

tt: ik bied

vt: ik bood


Moet de hij/zij-vorm in de verledentijd ook met een -t?

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoord glijden:

tt.
ik:
hij:
vt
ik:
hij:

Slide 12 - Open vraag

Werkwoord verbieden:
tt.
ik:
hij:
vt.
ik:
hij:

Slide 13 - Open vraag

werkwoord schelden
tt.
ik:
hij:
vt.
ik:
hij:

Slide 14 - Open vraag

Pak je werkblad. Kijk naar opdracht 2.

Kijk naar zin 3. Moet (tt-vinden) met ,-dt?
Kijk naar zin 5. Moet (vt - verzenden) met ,-dt?

Kijk naar zin 6. Moet (vt - meerijden) met een ,-d?

Kijk naar zin 7. Is (vt - aanbieden?) een sterk of een zwak werkwoord?


Welke zin willen jullie nog bespreken?


Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 16 - Woordweb