unit 3 lesson 2 writing

Lesson of today 
  1. Absence check
  2. Reading time                                             
  3. do exercises of unit 3             
  4. how did it go?                                            




1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lesson of today 
  1. Absence check
  2. Reading time                                             
  3. do exercises of unit 3             
  4. how did it go?                                            




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

Aan het einde van deze les:

  • Weet je wanneer en hoe Tags (korte vraag) moet gebruiken.
  • Weet je wanneer en hoe je vorm van ´to be going to´ moet gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reading Time 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question tags
TAG QUESTIONS

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Tag's - korte vraagjes
          
 Een tag is een kort vraagje aan het einde van een zin: ..., is it? / ..., isn't it? / ..., can't you?

De spreker vraagt hiermee eigenlijk: 'Klopt dat?' of 'Ben je het met me eens?'

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tags
Hoe maak je een tag? 
De regel:  
  • Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
  • Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)
  • herhaal in de tag het werkwoord en het onderwerp

You are at school together,
aren't you?
He isn't busy
is he?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lijstje van werkwoorden
staat het werkwoord in dit lijstje? dan mag je het gewoon gebruiken
 to be (am / is / are)
to do (do / does / did)
to have (have / has / had)
 can, should, could, would, must
Staat het woord niet in het lijstje? gebruik dan: do/does of did 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question Tags
Voorbeelden:

They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
We need to study this for the test, don't we?
Karen is quite a good singer, isn't she

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question tags
Voorbeelden 
She plays the piano quite well, doesn't she?  
Karen is quite a good singer, isn't she? 
They aren't at home, are they?  
A  stray cat drank all the milk, didn't it? 
Brad and Brenda are married, aren't they? 
Carl didn't come home last night, did he?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af met een question tag:

He is in trouble, .......

A
is he?
B
isn't he?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the tag questions to the sentences
You are happy, _________________
She is crazy, _________________
He looks perfect, _________________
She makes delicious pie, _________________
They are nice, _________________
aren't you?
isn't she?
doesn't he?
doesn't she?
aren't they?

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

to be going to 

Slide 16 - Tekstslide

toekomende tijd
TO BE GOING TO
Wanneer?
Om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren.
Hoe?
to be (am/is/are) + going to + hele ww
Voorbeeld?
I am going to visit my friends this weekend.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be going to (-)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(?)To be going to

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We ... (to travel) to Canada next year.
A
am going to tavel
B
is going to travel
C
are going to travel
D
are going to to travel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He_________ (to buy) a new computer.
A
am going to buy
B
is going to buy
C
are going to buy
D
is buying

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(-) They .... (to help) me.
A
is not going to help
B
are not going to help
C
am not going to help
D
are not going to to help

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


(?) ...........................( to meet) your brother?
A
We is going to meet
B
Is we going to meet
C
Am we going to meet
D
Are we going to meet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(?) …………………… (to phone) his friend.
A
Are he going to phone
B
Is he going to phone
C
He is going to phones
D
He going to phone

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(+) I .......... (to wash) my hands
A
are going to wash
B
am going to wash
C
am going to to wash
D
is going to wash

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do exercises of workbook
  • do exercises of unit 3: lesson 1 reading and lesson 2 writing

  • Finished? do exercises of unit 3 catch up

Rules:
Red= means work in silence!
for questions, wait until I get to you!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik begrijp hoe ik 'Questions Tags' moet vormen

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan aan iemand anders uitleggen hoe de future tense met 'to be going to' werkt.
No way! Ik begrijp het zelf nog niet zo goed.
Een klein beetje.
Nog niet helemaal.
Yes! Helemaal!

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Homework: 
Finish online unit 3.1 before the next lesson

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies