grammatica en spelling H3 2kg

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

 H3 2kg

Wat gaan we doen?

lezen

grammatica, spelling en begrijpend lezen herhalen

Test jezelf maken

onderwerp

Wie/wat + persoonsvorm

Het speeltuintje moet nodig worden verbouwd. 

Wat is het onderwerp?
Ik verwacht elk moment een telefoontje.

1. Ik
2. verwacht
3. elk moment
4. een telefoontje

Wat is het onderwerp?
Die armband wil ik heel graag kopen.

1. Die armband
2. wil
3. ik
4. kopen

Werkwoordelijk gezegde

alle ww uit de zin 

Let op scheidbare ww

te 

aan het

Ik had het je zo graag willen zeggen. 

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De juf is het lokaal aan het versieren.

1. is versieren
2. is
3. aan het versieren
4. is aan het versieren

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij biedt een nieuwe pen aan.

1. biedt een nieuwe pen aan
2. biedt
3. biedt aan
4. aan

lijdend voorwerp

Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Ik zag jou in de stad.

Kan je een pen pakken?

Wat is het lijdend voorwerp?
In de Ikea heb ik een nieuwe stoel gezien.

1. Ikea
2. stoel
3. een nieuwe stoel
4. In de Ikea

Wat is het lijdend voorwerp?
De buurjongen heeft een grote boekenkast gekocht.

1. De buurjongen
2. heeft gekocht
3. een grote boekenkast
4. grote boekenkast

Meewerkend voorwerp

aan wie?

Voor wie? 

aan wat?

voor wat?

Ik vroeg haar of ze nog op vakantie ging.

Wat is het meewerkend voorwerp?
Jan geeft de hond en de kat hun eten.

1. Jan
2. de hond en de kat
3. hun
4. de hond

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik schonk de lieve buren een auto.

1. de lieve buren
2. ik
3. een auto
4. ik schonk

voltooid deelwoord

sterke ww -> en

zwakke ww -> d of t

Ik heb de rekening (betalen) ....

Ik ben naar huis (rijden) .....

Ik heb de etui (pakken)........

1. pakt
2. gepakt
3. gepakd
4. pakte

Ik heb een heel stuk (rennen) ......

1. gerend
2. gerent
3. rende
4. rent

Het hele verhaal is (verdraaien).....

1. verdraait
2. verdraaid
3. verdraaien
4. verdrait

spelling

Afleidingen van landen/steden -> hoofdletter

Frankrijk -> Franse

Griekenland- > Griekse 

Een (Denemarken) ...... vaas.

1. Deense
2. Dense
3. Denemarkense
4. deense

Dictee

Apotheek                          mediatheek

bibliotheek                       thuiskomen

enthousiast                     verticaal

restaurant

temperatuur

theorie

marathon

Begrijpend lezen

Amuseren

Informeren

Activeren

Overtuigen

signaalwoorden en tekstverbanden

opsomming	ook, verder, ten eerste
reden	want, omdat, daarom
tegenstelling	maar, daarentegen, toch
conclusie	dus, kortom
voorbeeld	bijvoorbeeld, zoals

Ik ben te laat gekomen, maar hij was wel op tijd.
Wat is het verband?

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. conclusie

Ik vind volleybal leuk, want ik houd van teamsporten.
Wat is het verband?

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. conclusie

Ik zing en dans graag. Ook vind ik het leuk om te acteren.
Wat is het verband?

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. opsomming

Aan de slag!

Maak een test jezelf.

Kies uit: 3.3 lezen, 3.5 woorden, 3.7 grammatica of 3.8 spelling