Vocabulario (Quizlet 2.1 t/m 2.4): karaktereigenschappen, kleding, (werk)woorden te maken met relaties, etc
Grammatica (fuente D): SER - ESTAR in combinatie met vraagwoorden => ezelsbruggetje DOCTOR + PLACE (zie LessonUp)
Grammatica (fuente I): Pretérito Indefinido - nieuwe verleden tijd
Frases clave (fuente E): vragen en vertellen over verkering etc
Frases clave (fuente J): vragen en vertellen over vriendschap etc
Slide 3 - Tekstslide
¿Cómo describo la
apariencia de alguien?
3 verbos comunes:
- Ser (zijn)
- Tener (hebben)
- Llevar (dragen)
Deze werkwoorden gebruik je in
standaard combinaties.
Vertaal eerst de woorden om
mensen van uiterlijk te omschrijven op de volgende slide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Samenvatting
Zijn
Ser - kenmerken, eigenschappen
Estar - zich bevinden, tijdelijke toestand
Slide 7 - Tekstslide
2. El pretérito indefinido
=> voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden.
El verano pasado fui a España
El domingo estudié mucho
Slide 8 - Tekstslide
Pretérito Indefinido
Hoe vervoeg je dan bailar/correr/escribir?
Schrijf op in je schrift
timer
5:00
Slide 9 - Tekstslide
Dit zijn enkele onregelmatige ww in de Pretérito Indefinido. Hoe kan je ze het beste onthouden?