2.1 Tijd van burgers en stoommachines

Welkom in de geschiedenisles!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de geschiedenisles!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

a

Slide 3 - Tekstslide

b
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • SZ&VS - tijd van burgers en stoommachines
  • Opdrachten
  • Afsluiting  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Kun je benoemen hoe de leef- en werkomstandigheden waren van mensen in de 19de eeuw.

  • Kun je beschrijven hoe de armenzorg zich in de 19de eeuw ontwikkelde.

  • Kun je benoemen hoe verschillende politieke stromingen vonden dat er om gegaan moest worden met armoede.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in eigen woorden uit wat een verzorgingsstaat is

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een verzorgingsstaat?

  • Een staat waarin de overheid voor de inwoners zorgt: 
  • 'Van de wieg tot het graf'
  • Bijvoorbeeld met: uitkeringen, leningen, subsidies en zorg

  • Maar ook als het gaat om de volksgezondheid
  • Deze verzorgingsstaat is vastgelegd in een heleboel sociale wetten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van wanneer tot wanneer was de tijd van burgers en stoommachines?
A
1700-1800
B
1800-1900
C
1900-1950
D
1950-nu

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de verschillen
Fabrieksstad Enschede, schoolwandplaat uit 1916 door J.H.C. Hijenbroek

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een korte beschrijving van de werk- en woonomstandigheden in Nederland in de 19de eeuw.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de sociale kwestie inhoud

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor de industrialisatie 
  • Groot deel van de bevolking woont op het platteland in de landbouw.
  • Veel armoede.
  • Veel werd er met der hand gemaakt (huisnijverheid)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Industrialisatie
  • Industrialisatie: overgang van handwerk (huisnijverheid) naar werken met machines.

  • Algemene toepassing stoommachine: 1764 

  • Veel mensen trekken naar de steden (rond 1870) (Urbanisatie) --> snel veel nieuwe woningen.

  • Mensen leven/werken in slechte omstandigheden. (14 uur per dag werken, saai, gevaarlijk, geen rechten)

  • Hebben een laag loon en kunnen niet protesteren: dan worden ze ontslagen.

  • Kinderarbeid
Een straat in Amsterdam. Schilderij door Eduard Hilverdink, 1889.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wonen
  • In de steden ontstond een moeilijk situatie: er was niet voor iedereen genoeg plek om te wonen.
  • Er werden snel veel huizen bijgebouwd (slechte kwaliteit). In deze woningen woonden vaak  veel families in kleine ruimtes.
  • Deze huizen hadden vaak geen stromend water of riolering.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies













In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland 
was het trouwens niet veel beter...


Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem drie redenen waarom mensen vroeg stierven in de 19de eeuw.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek in je groepje.
Charlie Chaplin was een comedian, wat probeert hij ons te vertellen met zijn film over zijn ''moderne tijden''?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hulp aan armen in de 19e eeuw




  • Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
  • Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
  • Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
  • Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragendankbaar zijn en naar de kerk gaan.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Rol van de overheid



  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
  • Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.

De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Armenwet
1854



  • De Armenwet was een landelijke wet, maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren.
  • De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter.




De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Sociale Kwestie

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
  • Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
  • De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en  stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de beste aanpak?

                      



  • Neem het schema over.
  • Lees de tekst sociale wetten van paragraaf 2,1 en vul het schema in. 
  • Nabespreken na terugkomst docent

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Liberalen

                      



  • Willen een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor orde en veiligheid. 
  • De overheid bemoeit zich niet met de economie, waardoor er meer winst komt. Meer winst betekent: 'rijkdom voor iedereen'
  • Sociale wetten kosten veel geld (aan uitkeringen, maar ook aan ambtenaren)
  • Overheid moet wel wat doen aan de armoede
  • Wetten tegen uitbuiting van arbeiders

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Confessionelen                      



  • Confessie betekent: geloof
  • Zowel protestant als Rooms-katholiek
  • Ongelijkheid omdat 'God het zo wil'
  • Elkaar helpen als goede christenen
  • Rerum Novarum (1891)
  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen (zonder ruzie)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Sociaal-democraten

                      



  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen (actieve rol)
  • Betere arbeidsomstandigheden (o.a. meer loon)
  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht
  • Tot die tijd: stakingen en oprichten van vakbonden

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou de beste aanpak?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Invoering sociale wetgeving:
  • 1854: Armenwet aangenomen, steun van de overheid
  • 1874: Kinderwetje van Van Houten
  • 1901: Leerplichtwet
  • 1901: Woningwet: redelijke kwaliteit van woningen is een eis
  • 1901: Ongevallenwet: Uitkering als je niet meer kunt werken door een ongeluk

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Langzaam verandert iets...                      

  • Angst voor stakingen en rellen
  • Angst voor revolutie
  • Eerste sociale wetten vanaf 1900
  • Algemeen kiesrecht vanaf 1917

Hoewel de dreiging van een échte revolutie in Nederland uitbleef, zat de schrik er bij regeringen van andere landen goed in na de Russische Revolutie van 1917.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] . 
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] . 
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] . 
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] . 
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] . 
Sleep de woorden naar 
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
  • 2,1 - De tijd van Burgers en Stoommachines
  • Blz. 50 t/m 54
  • Opdrachten: 1ac, 2, 3, 4a, 5bc, 8



Klaar? Steek je hand op!
Schrijf deze opdrachten in je planner!
timer
15:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Aan het eind van deze les:

  • Kun je benoemen hoe de leef- en werkomstandigheden waren van mensen in de 19de eeuw.

  • Kun je beschrijven hoe de armenzorg zich in de 19de eeuw ontwikkelde.

  • Kun je benoemen hoe verschillende politieke stromingen omgingen met armoede.


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fijne dag!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies