Taalcompleet A2 2.2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

TaalCompleet A2  2.1

Ik ben groot
hij is ...................................

1. grooter
2. groter
3. grootst
4. klein

Het is hier donker
In huis is het donkerder
Buiten is het het ..................................

1. donker
2. donkerder
3. donkerst

Ik ben lief
Jij bent liever
Levi is het ..................................

1. lievst
2. liever
3. liefer
4. liefst

ik vind Suzan aardiger,
maar Dunja vind ik het ..................................

1. aardig
2. aardiger
3. aardigst
4. aardige

Jij hebt veel
Hij heeft meer
maar ik heb het ..................................

1. meest
2. meerder
3. veler
4. meerder

Ik vind appels lekker, peren lekkerder en sinaasappels het ..................................

ik heb weinig snoep,
hij heeft ..................................
maar zij heeft het minst.

Die eerste film is goed
de tweede film is beter
de laatste film is het ..................................

jan eet minder dan Harold,
maar Cees eet het ..................................

jij praat duidelijk
Janet praat duidelijker
Herman praat het ..................................

Dat meisje is mooi
dat jongetje is mooier
dat kind is het ..................................

Patat is lekker
Pizza is lekkerder
Pannekoek is het ..................................

Ver
Wie woont het ............................ van school

Goed
Wie is het ..................................

Lang
Wie is het ..................................