11 EBG - Het werkwoord 'zijn'

11. Het werkwoord "zijn".
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

11. Het werkwoord "zijn".

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Ik ben blij.
Ik ben verkouden.

Slide 3 - Tekstslide

Jij bent blij.
Ben jij thuis?

Slide 4 - Tekstslide

Zij is moe.
Zij is docent.

Slide 5 - Tekstslide

Hij is oud.
Hij is ziek.

Slide 6 - Tekstslide

Wij zijn vrienden.
Jullie zijn laat.

Slide 7 - Tekstslide

Zij zijn buiten
U bent heel boos.

Slide 8 - Tekstslide

zijn
ik ben
jij/u bent
hij is / zij is

wij zijn
jullie zijn
zij zijn

Slide 9 - Tekstslide

Ik ....... ziek
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 10 - Quizvraag

Jij ........... lief
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 11 - Quizvraag

U ............ aardig.
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 12 - Quizvraag

Zij ............. docent.
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 13 - Quizvraag

Hij ............. op school.
A
ben
B
is
C
zijn
D
bent

Slide 14 - Quizvraag

Wij ................ op school.
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 15 - Quizvraag

Jullie ................. te laat.
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 16 - Quizvraag

Zij .................... boos.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 17 - Quizvraag

................ jij alleen thuis?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 18 - Quizvraag

De jongen zijn boos.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Het meisje ben mooi.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Ik is ziek.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Zij is te laat.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Wij zijn aardige leerlingen.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Bent jij op de fiets?
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht
Ga naar Diglin en maak 
opdrachten bij regels: 
hebben en zijn.


Succes met deze opdracht.


Slide 25 - Tekstslide