In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Both, each, all, every, none.
Stepping Stones theme 3
Mavo 3
Slide 1 - Tekstslide
Learning goal
Ik weet het verschil tussen both, each, all, every & none.
Ik kan deze Engelse woorden correct toepassen in een zin.
Hoe bereik je dit doel? Lesson up doornemen/leren + veel oefenen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent 'both' in het Nederlands?
Slide 3 - Open vraag
Both
Vertaling: beide Gebruik bij twee personen, dieren of dingen.
Staat voor het zelfstandig naamwoord. Zelfstandig naamwoord staat in het meervoud.
Both girls admitted cheating on their tests.
Slide 4 - Tekstslide
Wat betekend 'each' in het Nederlands?
Slide 5 - Open vraag
Each
Vertaling: elke Gebruk je bij twee of meer personen, dieren en dingen. Staat voor het zelfstandig naamwoord. Zelfstandig naamwoord staat in het enkelvoud.
Each student passed the central exams.
Slide 6 - Tekstslide
Wat betekend 'every' in het Nederlands?
Slide 7 - Open vraag
All, Every, None
Vertaling:
All = alle/allemaal Every = iedere None = geen/niet een
Gebruik je bij drie of meer personen, dieren of dingen.
Slide 8 - Tekstslide
All, Every, None
The suspect admitted to all charges.
A criminal burlged nearly every house in the street.
None of the missing jewels were recovered.
Slide 9 - Tekstslide
Let op!
Each > nadruk leggen op individuele dingen.
Every > nadruk leggen op het geheel.
Each person in this classroom is 16 years old. There was police on every corner.
Slide 10 - Tekstslide
She has seen ... show in which her daughter starred.
A
both
B
each
C
every
D
all
Slide 11 - Quizvraag
My mother reads ... of her children a book before they go to bed.
A
both
B
each
C
all
D
none
Slide 12 - Quizvraag
The thief hurt ... his hands when he tried to force his way in
A
both
B
none
C
all
D
each
Slide 13 - Quizvraag
Did he commit ... of these crimes? Yes, he did!
A
both
B
each
C
all
D
every
Slide 14 - Quizvraag
My sister loves to play with ___ of her stuffed animals. (Both, each, all, every, none)
Slide 15 - Open vraag
After dinner, ____ pans were empty. (Both, each, all, every, none)
Slide 16 - Open vraag
The same thing happens ___ time I come here. (Both, each, all, every, none)
Slide 17 - Open vraag
I've read ___ single card they've sent me. (Both, each, all, every, none)