V3 22maart

Welcome
Introduction
Recap: past simple / present perfect / past perfect
Aan de slag: quiz + exercises

Doel: herkennen en kunnen gebruiken van bovenstaande tijden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome
Introduction
Recap: past simple / present perfect / past perfect
Aan de slag: quiz + exercises

Doel: herkennen en kunnen gebruiken van bovenstaande tijden

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple gebruik je als.......
A
iets nu gebeurt
B
iets al gebeurd is
C
iets nog moet gebeuren

Slide 2 - Quizvraag

Bij de Past simple van 'to be' gebruik je:
A
am/is/are
B
were/was
C
am/was
D
was/wasn't

Slide 3 - Quizvraag

Voor de Past Simple gebruik je het ........ van de onregelmatige werkwoorden.
A
1e rijtje
B
2e rijtje
C
3e rijtje
D
geen rijtje

Slide 4 - Quizvraag

Gebruik hier de Past Simple:
I .......... (buy) a new phone last week.
A
bought
B
buyed
C
have bought
D
have buyed

Slide 5 - Quizvraag

Bij de past simple gebruik je key words. Welk key word hoort er NIET bij?
A
yesterday
B
10 years ago
C
yet
D
last Monday

Slide 6 - Quizvraag

ik ken de vormen van de past simple en ik weet wanneer ik de past simple kan gebruiken
A
ja, dat weet ik en kan ik
B
ja dat kan ik ook aan iemand uitleggen
C
ja , ik ken de vormen maar weet niet goed wanneer ik de past simple gebruik
D
dat weet ik en ken ik nog niet

Slide 7 - Quizvraag

Welke ezelsbrug gebruik je voor de signaalwoorden van de Present Perfect?
A
FYNE SJAAL
B
FYNE JAS
C
FYNE JURK
D
LEUKE JAS

Slide 8 - Quizvraag

Present perfect:
Wanneer gebruik je de present perfect?
A
het is in het verleden gebeurd en niet belangrijk wanneer.
B
bij feiten, gewoontes en regelmaat.
C
wanneer het nog moet gaan gebeuren.
D
als het nu gebeurt.

Slide 9 - Quizvraag

Welk hulpwerkwoord gebruik je bij de Present Perfect?
A
have/has
B
to be (am/is/are)
C
had
D
was

Slide 10 - Quizvraag

De present perfect gebruik je als iets net gebeurt is en het resultaat nog te zien is.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Er zijn 4 beweringen over de present perfect. Welke is niet waar?
A
Je gebruik de pr. perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
B
Je gebruik je present perfect om te praten over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe.
C
Je gebruik je present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu het resultaat van merkt.
D
Je gebruik je present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.

Martin ____________________ (see) this film twice already.
A
has seen
B
have seen
C
did see
D
saw

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.

We ________________ (not play) cards for a long time.
A
didn't played
B
haven't played
C
hasn't played
D
not played

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Gebruik de present perfect.

Elia _______ (want) a baseball glove since he was six.
A
wanted
B
did want
C
have wanted
D
has wanted

Slide 15 - Quizvraag

Past simple or Past perfect?
Mary won the lottery last year.
A
Past simple
B
Past perfect

Slide 16 - Quizvraag

Past simple or Past Perfect?
I had cleaned the house
A
Past Simple
B
Past Perfect

Slide 17 - Quizvraag

After he had fallen from the tree, he broke his leg.
A
past simple, past perfect
B
past perfect, past simple
C
present perfect, past simple
D
past simple, present perfect

Slide 18 - Quizvraag

She realized she had forgotten her bag at home.
A
past simple, past perfect
B
past perfect, past simple
C
present perfect, past simple
D
past simple, present perfect

Slide 19 - Quizvraag

Welcome! 
Korte herhaling van de vorige les: 

Aan het einde van de les weten we waneer we de past simple/ present perfect/ past perfect gebruiken. Hebben we onze woordenschat uitgebreid.

Slide 20 - Tekstslide

Om de Past Simple te maken heb je een werkwoord + ed nodig of het tweede rijtje van de onregelmatige werkwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Om de Present Perfect te maken heb je have/has + voltooid deelwoord nodig:
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

I had phoned my brother before I went to school. Dit is een correcte zin in de past perfect.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

When I came (1) home, my dad had cooked (2) dinner
A
(1) past simple (2) past simple
B
(1) past perfect (2) past simple
C
(1) past perfect (2) past perfect
D
(1) past simple (2) past perfect

Slide 24 - Quizvraag

I had known him all my life.
A
past simple
B
present simple
C
past perfect
D
present perfect

Slide 25 - Quizvraag

Zelf aan de slag:

Do ex. 6, 8 and 9, lesson 2, unit 4 (online)
Study words lesson 2, page 177 (E - D)

Afronden les

Slide 26 - Tekstslide

During this lesson I have learnt:

Slide 27 - Woordweb