Unit 4 Revision

Unit 4: Review

  • Vocabulary
  • Present Simple
  • Present Continuous
  • Prepositions
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 4: Review

  • Vocabulary
  • Present Simple
  • Present Continuous
  • Prepositions

Slide 1 - Tekstslide

Seating Plan
Ferron
Kenzy
Dave
Quinten
Lucas
Levi
Fay
Mayan
Jaylin
Job
Lieke
Esmee
Karan
Joanie
Ruben
Evi
Castiel
x
x
Liya
Hidde
Steijn
Anouk
Kris
Bodil
Lydia
Raevano
Juf Holmes

Slide 2 - Tekstslide

Onze Regels...
  • Respect voor elkaar.
  • Jas buiten.
  • Geen mobiele telefoons.
  • Steek uw hand op als u een vraag heeft.
  • Tijdens de les de klas niet verlaten.

Slide 3 - Tekstslide

Weektaak

Slide 4 - Tekstslide

Today's Goal
I can explain what the difference is between the present simple and present continuous.

I can write sentences using the present tense.

I can recall unit 4 vocabulary

Slide 5 - Tekstslide

Today's Lesson
Quiz: Present simple vs. Present continuous

Vocab quiz - Quizlet

Slide 6 - Tekstslide

MyEnglishLab
1. Magister
2. Leermiddelen
3. Wider World - MyEnglishLab
4. Code: 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Complete the sentences. Use the Present Continuous.


Tip: botterham, kaas, en ei
I
am
+ing
He / She / It
is
+ing
You / We / They
are
+ing

Slide 9 - Tekstslide

Tony ________ (work) hard today.

Slide 10 - Open vraag

We ________ (not run) in the race.

Slide 11 - Open vraag

____ you ________ (enjoy) this part?

Slide 12 - Open vraag

We ________ (learn) about the Greek Gods at the moment.

Slide 13 - Open vraag

I ________ (cut) the paper.

Slide 14 - Open vraag

He ________ (not win) the spelling Bee.

Slide 15 - Open vraag

_____ he _____ (write) in the register?

Slide 16 - Open vraag

_____ they _____ (wear) their school uniform?

Slide 17 - Open vraag

Write the verbs in Present simple OR Present Continuous


Tip: Signal words
Present Simple
Present continuous
always
at the moment
often
right now
sometimes

Slide 18 - Tekstslide

Bob ______ (go) to work every Saturday and Sunday.

Slide 19 - Open vraag

Lisa ______ (eating) her lunch right now.

Slide 20 - Open vraag

Tara and Rob usually ______ (take) the bus to school.

Slide 21 - Open vraag

Lisa ______ (have) her birthday now !!

Slide 22 - Open vraag

Koos always ______ (participate) in the football tournament.

Slide 23 - Open vraag

They often ________ (work) together.

Slide 24 - Open vraag

Mrs Graflaand ________ (direct) the shool play at the moment.

Slide 25 - Open vraag

Present Continuous

  • Duurvorm van de tegenwoordige tijd.
  • Iets NU aan de gang is.
  • Signaalwoorden: 'right now' / 'at the moment'

Verb to be (+) werkwoord (+) ing

Verb to be = am / is / are


Present Simple

  • Een gewoonte (HABIT)
  • Een regelmatige handling (ROUTINE)
  • Praten over emoties (FEELINGS)
  • Regels of feiten (FACTS)

SHIT spel regel.

Slide 26 - Tekstslide

Present continuous: 

Signaalwoorden
  • right now
  • at the moment
  • for the time being
  • Als een zin begint met: "Look!" of "Listen!"

Present Simple:

Signaalwoorden
  • never
  • sometimes
  • often

Slide 27 - Tekstslide

Present Continuous: Spelling rules

Slide 28 - Tekstslide

Prepositions (voorzetsels)
Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. 

Voorzetsels zijn gebruikt om te zeggen
waar iets of iemand is.

Slide 29 - Tekstslide

Prepositions (voorzetsels)
EN
NE
behind
achter
between
tussen
in
in
in front of
voor
next to
naast
on
op
under
onder

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Vocabulary

studygo.com/live

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide