Hoofdstuk 4 oefentoets proefwerk

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat was er in 1957.
A
EGKS
B
Verdrag van schengen
C
EEG
D
EU

Slide 2 - Quizvraag

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking

Slide 3 - Quizvraag

Door de EU
A
Werken meer Polen in Nederland
B
Groeit de economie van Nederland
C
Worden de verschillen binnen de EU groter
D
Hebben wij over Nederland minder te zeggen

Slide 4 - Quizvraag

De EU heeft op dit moment:
A
26 lidstaten
B
27 lidstaten
C
28 lidstaten
D
29 lidstaten

Slide 5 - Quizvraag


Wat heeft de EU niet?
A
Een politie
B
Een leger
C
Een eigen munt
D
Open grenzen

Slide 6 - Quizvraag

De EU is opgericht in...
A
1945
B
1958
C
1993
D
2001

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het hoofddoel van de EU?
A
vrede en welvaart
B
handel en welvaart
C
open grenzen en welvaart
D
open grenzen en vrede

Slide 8 - Quizvraag

Arbeidsmigranten binnen de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 9 - Quizvraag

Vrij verkeer van goederen en personen hoort bij het verdrag van Schengen.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Hoort Nederland bij de Schengenzone?
A
Ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Alle lidstaten van de EU doen mee aan het akkoord van Schengen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Vluchtelingen kiezen er zelf voor om vluchteling te zijn
A
Ja dat klopt, ze kunnen toch ook thuis blijven
B
Wat een onzin!
C
Sommige

Slide 13 - Quizvraag

Een asielzoeker wordt hier alleen toegelaten als hij:
A
in zijn eigen land geen werk heeft.
B
in zijn eigen land gevaar loopt.
C
voor gezinsvorming naar Nederland komt.
D
voor gezinshereniging in aanmerking komt.

Slide 14 - Quizvraag

Alle asielzoekers zijn vluchtelingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een asielzoeker?


A
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in zijn/haar land om er te mogen blijven wonen.
B
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen.
C
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen werken.
D
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen en werken.

Slide 16 - Quizvraag

wat is het verschil tussen een asielzoeker en een vluchteling?
A
Asielzoeker is een andere term voor vluchteling
B
Asielzoeker is iemand die een verblijfs aanvraag indient en een vluchteling is iemand waarvan zijn a
C
er is geen verschil

Slide 17 - Quizvraag

I. De meest illegalen komen naar Nederland als arbeidsmigranten.
II. Kennismigranten uit landen buiten de EU mogen Nederland in als zij een beroep hebben waaraan in Nederland behoefte is.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Welke soort migrant past bij de omschrijving: 'In mijn eigen land is geen geld. Ik vertrek naar Nederland om daar te werken'
A
Economische migrant
B
Seizoensmigrant
C
Kennismigrant

Slide 19 - Quizvraag

Kennismigranten van buiten de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een vluchteling?
A
Iemand die weggaat om te werken.
B
Iemand die weggaat vanwege oorlog.
C
Iemand die asiel aanvraagt.
D
Iemand waarvan de asielprocedure is goedgekeurd.

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn politieke vluchtelingen?
A
Mensen die door de politiek worden weggestuurd.
B
Mensen die nog moeten leren wat politiek is.
C
Mensen die voor de politiek werken en dit in het buitenland moeten doen.
D
Mensen die om politieke redenen hun land zijn ontvlucht. bijv. omdat ze gestraft kunnen worden.

Slide 22 - Quizvraag

Economische vluchteling
A
Mensen die vluchten omdat er oorlog in hun land is
B
Mensen die om economische redenen vluchten
C
Mensen die vluchten met de boot
D
Mensen die om politieke redenen vluchten

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is gemeenten gevraagd noodopvang voor asielzoekers te openen?
A
De bestaande opvanglocaties zitten vol, sinds 2015 waren er niet zoveel asielaanvragen als nu.
B
Twee grote opvanglocaties zijn afgebrand.
C
Nederland heeft besloten drie keer zo veel asielzoekers op te nemen als vorig jaar.
D
De verouderde opvanglocaties zijn niet geschikt voor de winter.

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn ontheemden?
A
vluchteling binnen eigen land
B
vluchteling die naar buitenland vlucht
C
mensen zonderhuis
D
vluchteling die met de auto vlucht

Slide 25 - Quizvraag

Er komen vooral veel ontheemden naar Europa toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Waarom houdt Erdogan vluchtelingen niet meer tegen aan de grens van Turkije?
A
ze zijn ziek
B
ze zijn met teveel
C
Europa betaalt te weinig aan Turkije
D
er is oorlog in Turkije

Slide 27 - Quizvraag

Duizenden vluchtelingen staken de grens tussen Griekenland en Turkije over nadat:
A
er een aardbeving plaatsvond in het westen van Turkije.
B
de Turkse president Erdogan de grens opende na een conflict met de EU.
C
Griekenland aanbood om deze vluchtelingen een huis en baan te geven.
D
in de EU een wet werd aangenomen die de positie van vluchtelingen verbetert.

Slide 28 - Quizvraag

Hier wordt bepaald hoe de vluchtelingen worden verdeeld die zijn aangekomen in Italië en Griekenland
A
gemeente
B
provinciale staten
C
tweede kamer
D
Europees Parlement

Slide 29 - Quizvraag

In het verdrag van Schengen staat dat:
A
Asielzoekers worden vehoord door de IND
B
Alle Europeanen overal mogen wonen/werken w
C
Europa vluchtelingen moet opnemen

Slide 30 - Quizvraag

Dat wij vrij mogen reizen van Nederland naar Duitsland, heeft te maken met deze samenwerking.
A
De eurozone
B
Het Schengen-verdrag
C
De Europese Raad
D
Het EU-lidmaatschap

Slide 31 - Quizvraag

Waarom is het Verdrag van Schengen belangrijk?
A
In dit verdrag is afgesproken welke territoriale wateren bij de Europese landen horen.
B
In dit verdrag is precies opgeschreven welke enclaves van Baarle bij Nederland en België (zie plaatje) horen.
C
In dit verdrag staat dat gemeenten aan beide kanten van een landsgrens moeten gaan samenwerken.
D
In dit verdrag is afgesproken dat kapitaal, goederen, diensten en personen zonder controles de onderlinge grenzen mogen passeren.

Slide 32 - Quizvraag

Door verdrag van Schengen is de grenspendel enorm....
A
toegenomen
B
afgenomen

Slide 33 - Quizvraag

West Duitsland was meer ontwikkeld dan Oost Duitsland nadat deze landen weer één Duitsland werden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Welke bebouwing vindt je het
minste in de historische binnenstad?
A
Winkels
B
Hoogbouw
C
Woonhuizen
D
Supermarkten

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent re-urbanisatie?

Slide 36 - Open vraag

Bij gentrificatie worden oude woonwijken opgeknapt. Wie doen dit?
A
Gemeentes
B
Arme oorspronkelijke bewoners
C
Rijkere nieuwe bewoners
D
Rijke investeerders uit het buitenland

Slide 37 - Quizvraag

Uit welk gebied in Duitsland is geen sprake van een vertrekoverschot?
A
De stedelijke gebieden
B
De landelijke gebieden
C
Oude industriegebieden
D
Uit oost Duitsland

Slide 38 - Quizvraag

Als er in een jaar meer mensen overlijden dan er worden geboren is er sprake van een geboorteoverschot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Als er meer mensen uit een gebied vertrekken dan dat er mensen zich vestigen is er sprake van een negatief migratiesaldo.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Alleen door te kijken naar de natuurlijke bevolkingsgroei én de sociale bevolkingsgroei kan je te weten komen of het inwoneraantal van een land groeit of krimpt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden voor het stijgen van de levensverwachting in Nederland?
A
Alle kinderen moeten verplicht naar school
B
Omdat het aantal kinderen per huishouden is gedaald
C
Er is nu anticonceptie beschikbaar
D
De gezondheidszorg is verbeterd.

Slide 42 - Quizvraag

Welk beroep hoort behoord niet tot de primaire sector?
A
Politieagent
B
Visser
C
Boer
D
Mijnwerker

Slide 43 - Quizvraag

Geef de betekenis van het begrip: ontgroening

Slide 44 - Open vraag

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding. 
Arbeidsextensief
Kapitaalintensief
Mechanisering
Lage loonkosten

Slide 45 - Sleepvraag

Noem een product dat afkomstig is uit de hightechindustrie van Duitsland.

Slide 46 - Open vraag

Geef de betekenis van het begrip geboortecijfer.

Slide 47 - Open vraag

Wat zie je op de afbeelding?
A
Sociale bevolkingsgroei
B
Daling van de levensverwachting
C
Vergrijzing
D
vestigingsoverschot

Slide 48 - Quizvraag

Bij de beroepsbevolking horen ook de mensen die werkloos zijn, maar wel willen werken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

Was alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?

Slide 50 - Open vraag