verhaalanalyse 1

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Portfolio
Doel verhaalanalyse: je kunt een roman analyseren met behulp van literaire begrippen.

Lesdoel:
Je kent vier van de belangrijkste literaire termen uit de verhaalanalyse.
Je oefent met het analyseren van een kort verhaal.

Slide 3 - Tekstslide

Nabespreken cijfers portfolio...

Slide 4 - Tekstslide

Mondeling PTA 10 / BT 10
Na de meivakantie...

Slide 5 - Tekstslide

Welke literaire termen ken je nog?

Slide 6 - Open vraag

doel
 Doel verhaalanalyse: je kunt een roman analyseren met behulp van literaire begrippen. 

Lesdoel:
Je kent vier van de belangrijkste literaire termen uit de verhaalanalyse.
Je oefent met het analyseren van een kort verhaal.

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
-   uitleg vier literaire begrippen 
-   lezen kort verhaal (klassikaal)
-   toepassing begrippen
  • in twee- of drietallen    

Slide 8 - Tekstslide

belangrijkste literaire termen
 1.   tijd
 2.  ruimte
 3.  perspectief
 4.  personages
5.  thema en motieven
6.   stijl

Slide 9 - Tekstslide

Welk aspect behoort niet tot het onderdeel 'tijd'
A
verhaalbegin
B
verteltempo
C
vertelstandpunt
D
chronologie

Slide 10 - Quizvraag

tijd
-    historische tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?
-    verteltempo: wat is de verhouding tussen verteltijd en de vertelde tijd 
-    chronologie: in welke tijdsvolgorde spelen de gebeurtenissen zich af
-    verhaalbegin en - einde: waar in de vertelde tijd begint en eindigt het verhaal?

Slide 11 - Tekstslide

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 12 - Open vraag

ruimte
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 13 - Tekstslide

Welke eigenschap ken je van Jerom?

Slide 14 - Open vraag

personages
-       round character: ontwikkelt zich in de loop van het verhaal
-       flat character: blijft min of meer hetzelfde
-      type: heeft één overheersende eigenschap; verandert niet

Slide 15 - Tekstslide

perspectief of vertelstandpunt
Luister: welk perspectief wordt gebruikt?
 -    ik- verteller: personaal perspectief eerste persoon
-     hij/zij verteller: personaalperspectief derde persoon
-     alwetende verteller: auctoriaal perspectief

-      wisselend perspectief

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Motieven (1)
  • Betekenis = patroon
  • Motieven (patronen) zorgen voor eenheid in een verhaal.


  • De motieven in een verhaal leiden samen tot het thema: de boodschap die de auteur wil overbrengen.


Slide 18 - Tekstslide

Motieven (2)
Om van een verhaal een eenheid te maken, zorgt de schrijver ervoor dat alles wat in het verhaal gebeurt een functie heeft, dat alle gebeurtenissen wat met elkaar te maken hebben. Om ordening aan te brengen in de gebeurtenissen, personen en dialogen zal een auteur één of meerdere patronen (motieven) aanbrengen in het verhaal.
   

Tijdens het lezen komt de lezer de herhaling van bepaalde elementen op het spoor en door daartussen verbanden te leggen, tekenen zich verhaallijnen af die belangrijk zijn voor een verhaal. Daar gaat het verhaal kennelijk over.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld motief
Het getal 8 in Het gouden ei van Tim Krabbé. Dit getal komt steeds terug in het boek:

  • Saskia wordt in de 8e maand om 8 uur ontvoerd;
  • Rex sterft 8 jaar na Saskia;
  • 8 is het geluksgetal van Saskia;
  • Als je het getal 8 op zijn kant legt (∞), krijg je het symbool voor eeuwigheid of oneindigheid.

Slide 21 - Tekstslide

Lezen kort verhaal 'Het adres' van Marga Minco
Wat: lezen en analyseren verhaal
Waarom: oefenen met verhaalanalyse 
Met wie: in twee- of drietallen 
Tijd: 10 minuten (na klassikaal lezen van verhaal)
Hoe: we lezen het verhaal klassikaal, daarna maak je in  tweetallen de opdracht.


Slide 22 - Tekstslide

Welk perspectief wordt er in het verhaal gebruikt?
A
personaal perspectief, eerste persoon
B
personaal perspectief, derde persoon
C
alwetend perspectief
D
wisselend perspectief

Slide 23 - Quizvraag

opdracht  (10 minuten)
In twee- of drietallen: 
maak een tijdlijn waarin je de belangrijkste gebeurtenissen uit het verhaal zet.

Klaar?
Wat is volgens jullie het thema van dit verhaal?
Welke motieven  in het verhaal leiden naar dit thema?

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk Mondeling
Je maakt een verhaalanalyse van jouw laatst gelezen boek.
Deze verhaalanalyse gaat mee naar het mondeling.
In je verhaalanalyse heb je de volgende literaire termen verwerkt.
Tijd, ruimte, perspectief, personages, thema en motieven en stijl.
Opdracht staat in classroom! Deadline vrijdag 15 april 9:00 uur

Slide 25 - Tekstslide

Over welk literair begrip wil je in de volgende les meer uitleg?

Slide 26 - Open vraag