In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Interbellum les 2: Lenin & Stalin
Slide 1 - Tekstslide
Vorige week:
Rusland voor en tijdens WO I
Februarirevolutie
Oktoberrevolutie
Slide 2 - Tekstslide
Deze week:
Rusland -> Sovjet-Unie
Stalin en Lenin
S-U: een Totalitaire staat
Slide 3 - Tekstslide
Interbellum:
Rusland wordt de Sovjet-Unie
Lenin en Stalin
NEP: Nieuwe Economische Politiek
Terreur, showprocessen en Goelags
Collectivisatie en Planeconomie
Persoonsverheerlijking
Slide 4 - Tekstslide
Totalitaire staat
Interbellum: Opkomst van totalitaire staten
In een totalitaire staat heeft de overheid alle macht over het leven van de burgers
De drie belangrijkste:
Sovjet-Unie (extreem-links)
Italië (extreem-rechts)
Duitsland (extreem-rechts)
... maar in het interbellum waren er in Europa nog veel meer totalitaire staten
Slide 5 - Tekstslide
Gevolgen van de revolutie
Alle bedrijven in de Sovjet-Unie worden overgenomen door de staat.
Edelen en rijken vluchten het land uit.
Vrede van Brest-Litovsk: groot gebied verloren.
Tot 1922 burgeroorlog: Oorlogscommunisme Roden winnen
De Sovjet-Unie wordt een totalitaire staat
Slide 6 - Tekstslide
Lenin
Onder Lenin begin totalitaire staat:
Geheime politie
Terreur en ‘zuiveringen’
Strafkampen voor tegenstanders (later: Goelag)
Lenin overlijdt in 1924. Er volgt een strijd om de opvolging...
Slide 7 - Tekstslide
Stalin
Volgt Lenin op na machtsstrijd
Vertrouwt niemand
Periode van enorme terreur, ook wel ‘grote zuiveringen’ => ook binnen communistische partij en geheime politie
Miljoenen mensen ten onrechte opgepakt, gemarteld, gedood en naar de Goelag verbannen.
Slide 8 - Tekstslide
Showprocessen
Uniek kenmerk voor Sovjet-Unie: showprocessen => gefilmde neprechtszaken waarin tegenstanders zichzelf moeten beschuldigen van hele erge misdaden.
Iedereen kon opgepakt worden, er was totale willekeur
Familie en vrienden lieten je direct vallen om zelf veilig te blijven
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Vragen?
log in!
Slide 13 - Tekstslide
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan Lenin, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.
Slide 14 - Quizvraag
hoe heet de periode waarin Stalin hardhandig afrekende met zijn (vermeende) tegenstanders?
A
De Russische Revolutie
B
De Moskou episode
C
de Grote Terreur
D
de NKVD
Slide 15 - Quizvraag
Wat bedoelen we met 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
Een (afgelegen) werkkamp onder Stalin en de overheidsdienst die deze kampen bestuurde
Slide 16 - Quizvraag
Planeconomie
Onder Stalin invoering van een planeconomie:
overheid bepaalt wat er in een land geproduceerd moet worden
Iedere fabriek krijgt te horen wat er gemaakt moet worden in 5 jaar.
Onuitgesproken regel: je moet je doel eerder halen en met veel meer dan bepaald is
Slide 17 - Tekstslide
Collectivisatie
Boerderijen worden samengevoegd (= collectief) tot grote landbouwbedrijven (kolchoz) => dit gebeurt niet vrijwillig...
Moeten grote hoeveelheden produceren voor de export => leidt tot hongersnoden.
Oekraïne: ongeveer 7,5 miljoen doden door honger: Holodomor.
Slide 18 - Tekstslide
Mensen die honger hebben worden als verraders naar de Goelag gestuurd...
Door hen lijkt de Soviet-Unie immers minder groots...
Slide 19 - Tekstslide
Persoonsverheerlijking
Om het volk te laten zien dat hij de beste leider voor het beste volk, in het beste land was, liet Stalin zich graag afbeelden als een geweldige leider:
een vader voor het volk.
Dit heet persoonsverheerlijking (overal beelden, portretten van Stalin) en is een speciale vorm van propaganda
Slide 20 - Tekstslide
Vragen?
Slide 21 - Tekstslide
Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen
Slide 22 - Quizvraag
Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 23 - Quizvraag
Welke begrippen passen bij het dagboekfragment?
A
censuur en persoonsverheerlijking
B
censuur en zuiveringen
C
showprocessen en persoonsverheerlijking
D
showprocessen en zuiveringen
Slide 24 - Quizvraag
Kies de juist volgorde
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin
Slide 25 - Quizvraag
Welk woord hoort niet bij het plaatje?
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie
Slide 26 - Quizvraag
Welk kenmerk van Stalinisme herken je in de bron hiernaast?
A
Censuur
B
Persoonsverheerlijking
C
Propaganda
D
Showprocessen
Slide 27 - Quizvraag
"Domein":
Maak de volgende vragen uit het werkboek hoofdstuk 5:
H5 §1: 2/3/4/5/6/8/9
H5 §2: 3/4/5/6/7/10
Maak een samenvatting van H5 §2
Slide 28 - Tekstslide
De test:
gemiddelde 6,2
enkele vragen
Slide 29 - Tekstslide
Vraag 1: Chronologische volgorde
Heel veel fouten in gemaakt
Hoe leren?
Maak een overzicht via een tijdlijn:
Slide 30 - Tekstslide
Tip: gebruik jaartallen voor het overzicht, maar leer de volgorde: Oorzaak - gevolg!
Slide 31 - Tekstslide
Vraag 2:
Aanleiding en oorzaken
Kwestie van leren...
Verschil aanleiding en oorzaken?
Slide 32 - Tekstslide
Een aanleiding is:
A
Ook de oorzaak
B
Dat wat bepaalde gebeurtenissen in gang zet
C
een reden om een oorlog te beginnen
D
het gevolg van de oorzaak
Slide 33 - Quizvraag
Een oorzaak is:
A
De reden dat een gebeurtenis/aanleiding bepaalde gevolgen heeft.
B
De reden waarom iets gebeurd moet.
C
de reden voor de aanleiding
D
De reden van oorlogen
Slide 34 - Quizvraag
Vraag 7:
Bronvraag: pas de kennis die je hebt opgedaan toe in en nieuwe situatie.
"gebruik de begrippen...": oftewel: lees de vraag!
Slide 35 - Tekstslide
Vraag 8:
Diktat is NIET de vertaling van vrede... Probeer te bedenken wat een woord kan betekenen als je het niet weet en gebruik de kennis die je hebt: dictaat -> dicteren -> schrijf precies op wat er gezegd wordt -> geen invloed op de tekst -> dictaat is iets wat opgelegd wordt.
Zoiets... Gebruik je verstand, jullie hebben er zat van, echt!
Slide 36 - Tekstslide
Vragen over de test?
Alleen algemene vragen
Specifieke vragen: of straks in kanalen, of volgende week als de test terug gegeven kan worden.