Lesstof internationale ontwikkelingen

Internationale ontwikkelingen
Exameneenheid: Internationale ontwikkelingen
H7: Nederland handelsland
H8: Welvaart wereldwijd?
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Internationale ontwikkelingen
Exameneenheid: Internationale ontwikkelingen
H7: Nederland handelsland
H8: Welvaart wereldwijd?

Slide 1 - Tekstslide

H7: Nederland handelsland

Slide 2 - Tekstslide

Exporteren
Exporteren --> verkopen van goederen aan het buitenland.
Wederuitvoer --> Eerst invoeren, kort bewerken en door verkopen
aan het buitenland. Zuid Koreaanse auto’s aanpassen aan
de Europese markt.

Voordelen Export:

Let op: tourisme is een export product!

Want je verdient geld vanuit het buitenland.

Henk en Ingrid (NL) gaan op vakantie naar Oostenrijk. Is er voor Oostenrijk sprake van import of export?


Slide 3 - Tekstslide

Importeren
Importeren --> het invoeren van producten uit het buitenland

Vier redenen om te importeren:
  • Prijs = goedkoper
  • Kwaliteit = beter product
  •  Klimaat = andere weersomstandigheden
  • Grondstoffen= andere grondstoffen

Slide 4 - Tekstslide


Export

Import
Betalingsbalans
Overzicht van alle ontvangsten uit het buitenland en alle betalingen aan het buitenland.    Meer export dan import --> overschot    (of meer tourisme (?))
                          Meer import dan export --> tekort

Slide 5 - Tekstslide

Invloed wisselkoers op de handel

Slide 6 - Tekstslide

Protectiemaatregelen
Productie en werkgelegenheid van bedrijven in de EU beschermen tegen concurrentie van buitenaf.

Slide 7 - Tekstslide




Invoerrechten 
belasting op producten uit het buitenland 

Contingentering / importquota  maximum stellen aan invoer van producten uit het buitenland 

Invoerverbod 
bepaalde buitenlandse producten mogen niet worden ingevoerd




Exportsubsidies
subsidie geven aan bedrijven op exportproducten

Exportverbod:
Bepaalde binnenlandse producten mogen niet worden uitgevoerd.
Import
Export

Slide 8 - Tekstslide

Afschaffen protectie?

Door het afschaffen van protectiemaatregelen bevorder je de vrijhandel. Hierdoor zijn er meer en goedkopere producten beschikbaar.

Slide 9 - Tekstslide

Sterke internationale concurrentiepositie
Nederland is in staat om beter en/of goedkoper te produceren.

Je hebt dan goede kwaliteit goederen en diensten hebben tegen aantrekkelijke prijs.

Dit kan door goed onderwijs, goede infrastructuur, goede gezondheidszorg en voldoende investeringen in innovaties.

Slide 10 - Tekstslide

Europese Unie
Interne markt = gemeenschappelijke markt, voor de handel zijn de alle grenzen
 tussen de lidstaten vervallen en is er vrij verkeer van (open
grenzen): 

Goederen en diensten = import & export
Personen = reizen, werken & wonen
Kapitaal (geld) = sparen, lenen, investeren of beleggen
Zelf uitzoeken (tentamen!)

Waarom is het voor een sterke economische samenwerking belangrijk dat de rechtspraak in Turkije net zo onafhankelijk is als in de andere lidstaten van de EU?

https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/buitenland/artikel/3902896/weinig-effect-van-eu-geld-voor-hervormingen-turkije

Slide 11 - Tekstslide

Europese Monetaire Unie
Alle landen met de Euro.

Voordelen:
1. Prijzen zijn eenvoudig met elkaar
te vergelijken.
2. Geen wisselkosten


Waarom zou een land dat nu nog niet lid is van de EMU, willen toetreden? Wat is hun voordeel?

Slide 12 - Tekstslide

Verschil  EU              &                         EMU

Slide 13 - Tekstslide

Europese Centrale Bank
Taken ECB:
- Waarde van de Euro bewaken, prijsstabiliteit.
- Hoogte van de rente vaststellen
- In omloop brengen van nieuwe biljetten
Prijsstabiliteit --> wanneer er te hoge inflatie is daalt je koopkracht. Het is belangrijk dat de Euro zijn koopkracht behoudt.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
Goed / dienst
Geldstroom
Goed / dienst
Geldstroom
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 15 - Sleepvraag

Zo verdient Nederland geld aan wederuitvoer.
A
Producten uit China worden verkocht in Nederland.
B
Wij verkopen zelf gemaakte producten aan het buitenland.
C
Ingevoerde telefoons uit China worden doorverkocht aan Duitsland.

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie (er zijn 2 antwoorden goed)?
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 17 - Quizvraag

Er zijn verschillende redenen waarom we goederen importeren. Hieronder staan een aantal goederen en een aantal redenen waarom we goederen importeren. Welke combinatie is juist?
A
Buitenlandse producten zijn van betere kwaliteit of goedkoper > goud.
B
Bepaalde grondstoffen hebben we in Nederland niet > kleding.
C
Ons klimaat is niet geschikt om bepaalde producten te verbouwen > meloenen.

Slide 18 - Quizvraag

Gebruik de tabel hiernaast.

Bereken de exportquote van Turkije. Schrijf je berekening op.

Slide 19 - Open vraag

De volgende zinnen gaan over de EMU. Welke is juist?
A
Alle lidstaten van de EU behoren tot de EMU.
B
Binnen de eurozone kun je met één valuta betalen.
C
De Europese Centrale Bank is de bank voor alle landen binnen de EU.
D
De Europese Centrale Bank moet zorgen voor een lage rente.

Slide 20 - Quizvraag

In de Wereld Handelsorganisatie WTO spreken landen met elkaar over het verminderen van protectionisme. Wat is de economische betekenis van het begrip protectionisme?
A
Het beschermen van de binnenlandse markt
B
Het beschermen van de overheid
C
Het beschermen van de vrijhandel
D
Het beschermen van de wereldmarkt

Slide 21 - Quizvraag

Geef de juiste beschrijving van het begrip internationale arbeidsverdeling.
A
Landen gaan zich specialiseren in het maken van een aantal producten.
B
Landen gaan proberen alle producten zelf te maken.

Slide 22 - Quizvraag

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NLheeft een goed onderwijssysteem.
B
NLheeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 24 - Quizvraag

Als er een maximaal aantal producten mag worden ingevoerd, dan is er sprake van ...
A
invoerrechten
B
importquota
C
exportsubsidie
D
invoerverbod

Slide 25 - Quizvraag

Welke maatregel zorgt ervoor dat onze eigen producten sneller worden gekocht in het buitenland
A
Exportsubsidie
B
invoerrechten
C
contingentering
D
invoerverbod

Slide 26 - Quizvraag

...A... zorgen ervoor dat geïmporteerde producten ...B... worden gemaakt.

Welke combinatie van woorden past hier?
A
A = subsidies, B = goedkoper
B
A = subsidies B = duurder
C
A = invoerrechten B = goedkoper
D
A = invoerrechten B = duurder

Slide 27 - Quizvraag

11) Een TV van een Nederlandse producent kost in Nederland € 500. Dezelfde TV wordt door het Aziatische Sho Hou gemaakt en zou voor € 300 op de Nederlandse markt gebracht kunnen worden. Door de importheffing kost de TV van Sho Hou echter € 585.

Met hoeveel procent wordt de prijs verhoogd door de importheffing?
A
49%
B
67%
C
95%
D
195%

Slide 28 - Quizvraag

Globalisering is...
A
Het meer rond maken van de aarde.
B
Datgene produceren waar een land goed in is.
C
Het geven van subsidie aan duurzame landbouw
D
Toenemende vrije wereldhandel

Slide 29 - Quizvraag

H8: Welvaart wereldwijd

Slide 30 - Tekstslide

Welvaart vergelijken
Hoe kan je welvaart tussen landen met elkaar vergelijken?
  • Inkomen per hoofd van de bevolking
  • Inkomensverdeling
  • Hoogte van de prijzen
  • Omvang informele productie
  • Aanwezigheid collectieve voorzieningen 

Slide 31 - Tekstslide

Kenmerken ontwikkelingsland
  • Laag inkomen per hoofd van de bevolking
  • Ongelijke inkomensverdeling
  • Veel werkloosheid
  • Ondervoeding
  • Snelle bevolkingsgroei
  • Analfabetisme
  • Beperkte technische ontwikkeling
  • Eenzijdige economische structuur

Slide 32 - Tekstslide

Ruilvoet
Ruilvoet geeft aan hoeveel een land moet exporteren om een bepaalde hoeveelheid te kunnen importeren.

Slide 33 - Tekstslide

Monocultuur
Een land dat voor exportinkomsten sterk afhankelijk is 
van slechts één of enkele producten.




Nadeel?
  • Daling van prijzen zorgt voor ruilvoetslechtering (zie vorige dia)

Slide 34 - Tekstslide

Oorzaken onderontwikkeling


  • Gebrek aan goed onderwijs
  • Slechte infrastructuur
  • Protectiemaatregelen
  • Grote schulden
  • Conflicten en corrupte regeringen

Slide 35 - Tekstslide

Economische achterstand
Veel ontwikkelingslanden zitten in een vicieuze cirkel.

Slide 36 - Tekstslide

Ontwikkelingssamenwerking
Rijke landen helpen ontwikkelingslanden

Slide 37 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van een ontwikkelingslanden?
A
Analfabetisme
B
Monocultuur
C
lage werkloosheid
D
beperkte technische ontwikkeling

Slide 38 - Quizvraag

Maak de zinnen kloppend door de juiste woorden te kiezen. Doe het zo: Noteer de nummers (1), (2), (3) en (4) op je antwoordblad. Vul bij de nummers de juiste woorden in.

Kies uit: lange, korte, voedsel sturen, scholen bouwen.

Noodhulp is hulp op                termijn. Een voorbeeld hiervan is 


Structurele hulp is hulp op                termijn. Een voorbeeld hiervan is
...1...
...2...
...3...
...4...
lange
korte
voedsel sturen
scholen bouwen

Slide 39 - Sleepvraag



Nederland importeert producten uit landen buiten Europa. Hieronder staan drie tussenstappen die laten zien waarom de EU protectiemaatregelen neemt.


1. Banen verdwijnen 

2. Nederlandse bedrijven verkopen minder. 

3. In Nederland worden minder producten gemaakt.


Zet de nummers van de tussenstappen in de goede volgorde.


import
protectie-maatregelen
1
2
3

Slide 40 - Sleepvraag

Wat geeft de Lorenzcurve weer?
A
Inkomensverschillen tussen arm en rijk
B
Het totale inkomen van een land
C
Inkomensverdeling van een land
D
Het inkomen van de armen en de rijken

Slide 41 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding hiernaast.
Met hoeveel procent was het inkomen per hoofd van de bevolking van India tussen 2013 en 2016 gestegen? Schrijf je berekening op.

Slide 42 - Open vraag

armoede
eenvoudige productiemethodes
lage opbrengst
lage productie
geen geld om te investeren

Slide 43 - Sleepvraag

Mali heeft een monocultuur. Wat is het kenmerk van een monocultuur
A
De export brengt maar weinig geld op
B
De export is extra gevoelig voor prijsschommelingen
C
De import is extra gevoelig voor prijsschommelingen
D
De import kost veel geld

Slide 44 - Quizvraag

Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt

Slide 45 - Quizvraag

Wat moeten landen doen om de prijs van een product te laten stijgen?
A
Buffervoorraden vergroten
B
Buffervoorraden verkleinen
C
Geen buffervoorraden meer

Slide 46 - Quizvraag

Bekijk de grafiek.

Welke Lorenzcurves kunnen bij een ontwikkelingsland horen?
A
curve a en b
B
curve a en c
C
curve b en c

Slide 47 - Quizvraag

Een vrouw in Bangladesh heeft een microkrediet afgesloten. Zij leent €32 om een naaimachine en stof te kunnen kopen. Per week betaalt zij €0,80 aan aflossing en €0,10 aan rente. Zij betaalt alles netjes volgens afspraak terug. Bereken de kredietkosten in procenten van het geleende bedrag.

Slide 48 - Open vraag

Er zijn Nederlandse bedrijven die ondernemen in ontwikkelingslanden.

Kies de voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Twee antwoorden zijn juist
A
Ada BV bouwt in Uganda een school en een sportveld voor haar werknemers.
B
C&S Kleding produceert in een land waar geen regels zijn voor een minimumloon.
C
Multi NV verbetert de waterleiding in het dorp waar zijn fabriek staat.
D
Solutions BV verhuist de productie naar Azië omdat de loonkosten daar lager zijn.

Slide 49 - Quizvraag