In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom pk1h!
Weer een nieuwe les biologie!
Pak alvast je spullen: boek b (!!), etui, schrift
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welkom pk1j!
Weer een nieuwe les biologie!
Pak alvast je spullen: boek b (!!), etui, schrift
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welkom allemaal!
Weer een nieuwe les
biologie!
Pak alvast je boek,
schrift en etui
Slide 3 - Tekstslide
Lesopening, aandacht krijgen en alles op tafel
Wat gaan we doen?
Terugblik
Intro
Uitleg
Aan het werk!
Lesdoel behaald?
Slide 4 - Tekstslide
Bekende lesstructuur volgens het directe instructiemodel
Lesdoelen
Je kan beschrijven
hoe spieren werken
Slide 5 - Tekstslide
Vandaag gaan we leren over de spieren. Aan het einde van de les kunnen jullie beschrijven hoe spieren werken in je lichaam
Terugblik
Welke verbinding mist? Wat voor gewricht is dit?
Slide 6 - Tekstslide
Even twee snelle vragen over de vorige les.
Welke verbinding mist? Vergroeid mist, dit is wanneer botten helemaal aan elkaar vast zijn gegroeid
Wat voor gewricht is dit: scharniergewricht omdat het heen en weer gaat in 1 richting
Je kan ook nog vragen welk ander gewricht er is: kogelgewricht, een gewricht dat overal heen kan, bijvoorbeeld je schouder
Slide 7 - Video
Video waar spierkracht centraal staat. Gebruiken om aandacht te wekken en leerlingen te activeren
Vandaag gaan we het hebben over spieren en in het filmpje zagen we mensen die hun spieren gebruiken om een trein te bewegen. Sommige mensen nemen dat heel serieus en trainen er lang voor en anderen gaan daar wat losser mee om. Wie van jullie traint vaak zijn spieren? Heb je ook een idee welke spieren je traint (vaak dijbeenspieren of armspieren)? Je zag ook dat sommige mensen zich goed opwarmden. Waarom deden ze dat? Heeft iemand wel eens een blessure gehad?
Uitleg basisstof 4
Spieren bewegen je skelet
en daarmee je lichaam
Alle spieren bij elkaar
noem je het spierstelsel
Spieren zitten overal,
bijvoorbeeld je hart, in je
maag en in je huid
Slide 8 - Tekstslide
Spieren zorgen ervoor dat we kunnen bewegen, botten zelf kunnen namelijk niet bewegen. Spieren hebben vaak bijna dezelfde naam als de botten waar ze aan vastzitten. De kuitspier zit bijvoorbeeld aan het kuitbeen.
Spieren zitten door je hele lichaam. Je hart is bijvoorbeeld ook een spier. Daarnaast zitten er ook spieren in je organen, bijvoorbeeld in je maag en in je huid. Alle spieren bij elkaar noemen het spierstelsel
Uitleg basisstof 4
Spieren zitten aan je bot
vast met pezen op de
aanhechtingsplaats
Antagonistisch paar =
strekspier en buigspier
die tegengesteld werken
Slide 9 - Tekstslide
Op plaatjes zie je altijd een stukje wit waar de spier vastzit aan het bot. Dit witte stukje noemen we een pees. Pezen zijn heel stevig en zorgen ervoor dat je spier niet zomaar losgaat. De plek waar de spier vastzit aan het bot noemen we de aanhechtingsplaats.
Spieren worden kleiner en dikker als je ze aanspant. Hierdoor trekken ze de botten dichterbij elkaar. Als je je arm wil buigen dan spant de armbuigspier zich aan en wordt hij kleiner. Hierdoor tilt hij je arm op en buig je je arm. Het probleem is alleen dat deze spier je arm niet ook kan strekken. Als de spier ontspant valt hij een klein beetje terug maar hij krijgt je arm niet helemaal recht. Je lichaam heeft daarom een tweede spier nodig, de armstrekspier. Deze spier zit aan de achterkant van je arm en trekt je onderarm naar achter. Hierdoor strekt je arm zich. Deze twee spieren werken tegengesteld om je arm te kunnen buigen of strekken. Als de ene aangespannen is, is de andere ontspannen. Zo'n paar spieren noem je een antagonistisch paar en daar heb je best veel van. Denk bijvoorbeeld aan je bovenbeenspieren en je onderbeenspieren
Aan het werk!
Blz. 31
Kader: 1-3, 5-7
Mavo: 1-3, 5-8
Klaar: maak de samenhang
of leer alvast de botten op
blz. 9
Slide 10 - Tekstslide
De leerlingen kunnen in hun boek aan de slag of als ze deze vergeten zijn op hun laptop -> somtoday dan leermiddelen dan biologie en op het linkje klikken
Hoe je het werken in wil richten mag je zelf weten, ze zijn gewend om eerst even stil te werken en dat ik dan rondloop of aan de slag te gaan en hun vinger op te steken
De leerlingen kunnen als ze klaar zijn aan de slag met de samenhang (verdiepend en verbredend) of kunnen ze botten gaan leren (deze staan op blz. 9)
Lesdoel behaald?
Welke spier is de antagonist van de kuitspier en waarom?
A. De voorste dijbeenspier
B. De voorste scheenbeenspier
C. De armstrekspier
D. De hielspier
Slide 11 - Tekstslide
Korte vraag waarin leerlingen kunnen laten zien of ze het weten. Je mag zelf bedenken hoe je hem wilt stellen. Ik zou hem met vingers laten doen. Dus ze moeten de hoeveelheid vingers opsteken van het antwoord dat zij denken dat goed is (A = 1, B = 2, C = 3, D = 4) en dan random een aantal vragen waarom ze dat denken
Het goede antwoord is B de voorste scheenbeenspier. Waarom? De voorste scheenbeenspier zit aan de andere kant van je onderbeen ten opzichte van de kuitspier. Hierdoor werken ze op hetzelfde gewricht (je enkel) en kunnen ze samen ervoor zorgen dat je voet op en neer gaat. Je kuitspier trekt je enkel omhoog waardoor je voet naar beneden gaat. Je voorste scheenbeenspier trekt je voet omhoog waardoor je enkel naar beneden gaat