Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 8: Op weg naar rechten
8.1.3: Een absolute koning
Slide 1 - Tekstslide
persvrijheid
Slide 2 - Woordweb
persvrijheid
A
(Nieuws)berichten van verschillende kanten belichten
B
Mening over een zaak.
C
Journalisten mogen schrijven wat ze zelf willen.
D
Er is toezicht van de overheid op hetgeen de media naar voren brenge
Slide 3 - Quizvraag
In een ... is er persvrijheid
A
Dictatuur
B
Democratie
Slide 4 - Quizvraag
In Nederland is er sprake van persvrijheid.
In Nederland is er sprake van persvrijheid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat is propaganda?
A
Reclame maken voor jouw politieke idee
B
Reclame maken voor jouw bedrijf
C
Reclame maken voor oorlog
D
Reclame maken voor de nieuwste smartphone
Slide 6 - Quizvraag
Wat is propaganda?
A
plannen maken voor een oorlog
B
je mening (ideeën) over iets bekend maken
Slide 7 - Quizvraag
Reisdoelen
1. Je kunt uitleggen waarom Lodewijk XIV een absolute vorst was.
2. Je kunt uitleggen waarom de rechten en plichten in de Franse standensamenleving niet eerlijk verdeeld waren.
Slide 8 - Tekstslide
Zonnekoning
In de 17e eeuw had bijna elk Europees land een koning (vorst). Zo ook Frankrijk. In Frankrijk was koning Lodewijk XIV(14) de baas. Hij had alle macht en hoefde deze niet te delen.
Dit noem je het absolutisme. Volgens Lodewijk XIV had hij de macht van god gekregen en hoefde hij dit aan niemand uit te leggen. Alles draaide om Lodewijk, waardoor hij de bijnaam ‘Zonnekoning’ kreeg.
Slide 9 - Tekstslide
Lodewijk XIV had absolute macht. Wat betekent dat?
A
Dat het volk voor hem had gekozen
B
Dat hij in z'n eentje alles kon beslissen
C
Dat hij samen met regenten de beslissingen maakten
Slide 10 - Quizvraag
Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
A
Maankoning
B
Zonnekoning
C
Plutokoning
D
Aardekoning
Slide 11 - Quizvraag
Wat was de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
federalisme
B
absolutisme
C
democratie
D
dictatuur
Slide 12 - Quizvraag
Van welk land was Lodewijk XIV de koning?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Spanje
Slide 13 - Quizvraag
Aan wie moest Lodewijk XIV verantwoording afleggen?
A
Ambtenaren
B
Volk
C
Niemand
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
Versailles
Koning Lodewijk XIV liet vlakbij Parijs een enorm paleis bouwen. Dit paleis ligt in Versailles.
In de tijd van pruiken en revoluties moest iedereen van adel ook op het paleis wonen. Zo kon de koning ze een beetje in de gaten houden.
Slide 16 - Tekstslide
Waar bouwde Lodewijk XIV zijn paleis?
A
Versailles
B
Parijs
C
Rome
D
Londen
Slide 17 - Quizvraag
I
1. Een directe bron (= primaire bron) is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt of gebruikt is. Wie de bron heeft achtergelaten is dan van dezelfde tijd als de directe bron (= primaire bron) zelf.
2. Als de maker van de bron niet in dezelfde tijd als de bron leefde of niet aanwezig was bij de gebeurtenis waarover de bron gaat, dan is de bron een indirecte bron (= secundaire bron).
Je ziet op de achtergrond het paleis van Versailles. Dit kasteel is verbouwd in de 17e eeuw.
Kortom: het palies van Versailles is een:
A
Geschreven primaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Geschreven secundaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron
Slide 18 - Quizvraag
Oneerlijk
Toen Lodewijk XIV in 1715 stierf was Frankrijk bijna failliet door de vele oorlogen die hij voerde. Zijn opvolgers, Lodewijk XV en Lodewijk XVI, moesten dit maar oplossen. Ze verhoogden de belastingen. De betaling van de belasting was oneerlijk verdeeld.
Frankrijk was een standenmaatschappij. De geestelijken en de adel hoefden geen belasting te betalen, terwijl zij juist het meeste geld hadden. Ondertussen moesten de burgers en boeren alles betalen.
Slide 19 - Tekstslide
Wat was geen stand uit de standenmaatschappij?
A
Adel
B
Geestelijken
C
Boeren
D
Handelaar
Slide 20 - Quizvraag
Welke stand staat onder aan de standenmaatschappij?
A
De boeren
B
De geestelijken
C
De adel
D
De heer
Slide 21 - Quizvraag
In Frankrijk was een standenmaatschappij. Wat is dat? 'Een samenleving waarbij... '
A
je ingedeeld wordt op basis van kennis en kunde.
B
de leider bepaalt tot welke stand je behoort
C
de plek waar je geboren bent bepaald bij welke stand je behoort.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een standenmaatschappij?
A
Iedereen in de samenleving is gelijk
B
De maatschappij is ingedeeld in groepen
C
Er waren verschillende groepen op gebied van werk
D
Er waren verschillende groepen met elk zijn eigen plaats en taak
Slide 23 - Quizvraag
Het kookpunt!
In 1798 leidde alle onvrede in Frankrijk tot de Franse Revolutie.
In deze periode was het zeer onrustig in Frankrijk en kwamen tienduizenden mensen onder de guillotine. Je leert hier meer over in paragraaf 8.3!
Slide 24 - Tekstslide
Wat was een reden voor de Franse Revolutie
A
De koning zorgde dat het land arm werd
B
De belastingen stegen voor de boeren & burgerij
C
Er was jaren lang een slechte oogst
D
Alle drie zijn juist
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de Franse Revolutie
A
Franse taal gaat gesproken worden
B
Frankrijk wordt ontdekt
C
Frans eten kwam in de verkoop
D
Een opstand van de arme mensen
Slide 26 - Quizvraag
Sleep de onderdelen van de standensamenlevingnaar de juiste plek.
Geestelijken
Edelen
Boeren en burgers
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Slide 27 - Sleepvraag
Slide 28 - Video
HUISWERK
Huiswerk: Vrijdag hoofdstuk 8.1 alle vragen af en ingeleverd.