Spelling TT en VT

• Nederlands
• Beroepsopleiding

Lesdoelen Nederlands

herhaling spelling tt en vt

uitleg: advertentie en poster

In welke tijd staat deze zin?
Toen ik drie jaar was, had ik een konijn.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

In welke tijd staat deze zin?
Mijn moeder is vandaag heel boos.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Hij ...... elke dag in zijn nieuwe Mercedes

1. rijd
2. rijdt
3. rijt

Ik .... dit een moeilijke vraag.

1. vind
2. vindt
3. vint

Klaas ...... Nederlands geen leuk vak

1. vind
2. vindt
3. vind

Wat is de juiste vorm in
de verleden tijd?
(pakken)

1. Hij pakde
2. Hij pakte

Wat is de juiste vorm in
de verleden tijd?
(duwen)

1. Hij duwde
2. Hij duwte

Welke persoonsvorm is juist?
Ik hoop dat ik eerste ....... op het toernooi.

1. word
2. wordt

Wat is de juiste vorm in
de verleden tijd?
(missen)

1. Hij misde
2. Hij miste

Wat is de juiste vorm in
de verleden tijd?
(lachen)

1. Hij lachde
2. Hij lachte

Welke persoonsvorm is juist?
De trainer ....... de verdeling
van de hesjes.

1. regeld
2. regelt

Welke persoonsvorm is juist?
Sanne ....... veel geld aan haar outfit.

1. besteed
2. besteedt

Instructie schrijven