Pronomina (possessief)
1 / 23
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wij wonen nu in Asse.
... adres is Rozenstraat 8.
... adres is Rozenstraat 8.
A
wij
B
ons
C
jullie
D
hun
Slide 3 - Quizvraag
Ik woon in Wemmel en
... broer woont in Leuven.
... broer woont in Leuven.
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
uw
Slide 4 - Quizvraag
Mevrouw Jansen, gaat u
met ... dochter op vakantie?
met ... dochter op vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw
Slide 5 - Quizvraag
Vera en Hilde, vertellen jullie
eens over ... vakantie?
eens over ... vakantie?
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw
Slide 6 - Quizvraag
Dit is Farah en ... achternaam
is Ahmany.
is Ahmany.
A
jullie
B
jouw
C
haar
D
uw
Slide 7 - Quizvraag
Herman, de docent,
spreekt met ... buurman
spreekt met ... buurman
Slide 8 - Open vraag
Wij komen uit Mexico
en ... cursus begint maandag.
en ... cursus begint maandag.
Slide 9 - Open vraag
Edith en Ning zitten met ...
docent in de kantine.
docent in de kantine.
Slide 10 - Open vraag
Theresa, woont ... familie ook in België?
Slide 11 - Open vraag
Peter moet voor ... werk
naar Indonesië.
naar Indonesië.
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
waar...
wanneer...
wat...
hoeveel...
ben je?
doe je?
zussen heb je?
eet je?
heb je les?
woon je?
ben je jarig?
begint de les?
Slide 15 - Sleepvraag
Wat doe je?
Ik doe ...
Ik doe ...
A
... om 18:00 uur.
B
... een spelletje.
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer eet je?
Ik eet ...
Ik eet ...
A
... om 18:00 uur.
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in de keuken.
D
... mijn ouders.
Slide 17 - Quizvraag
Waar ben je vandaag?
Ik ben ...
Ik ben ...
A
... dinsdag
B
... drie maaltijden (meals).
C
... in mijn huis.
D
... mijn ouders.
Slide 18 - Quizvraag
hoofdzin
Hoe heet je zus of broer?
Slide 19 - Woordweb
hoofdzin
Waar woon je?
Slide 20 - Woordweb
Hoofdzin met inversie
Waar werk je?
Slide 21 - Woordweb
vraagwoord-vraag
Stel een vraag.
(ask a question)
(ask a question)
