La oficina de seguridad

Metas
Después de esta clase...

1. ...sé qué tengo que hacer en la oficina de seguridad
2. ...puedo describir al ladrón que robó mi móvil en la oficina de seguridad


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Metas
Después de esta clase...

1. ...sé qué tengo que hacer en la oficina de seguridad
2. ...puedo describir al ladrón que robó mi móvil en la oficina de seguridad


Slide 1 - Tekstslide

La oficina de seguridad
  • Je doet aangifte van een gestolen telefoon.
  • Je krijgt een kaartje met een foto van de dief die jouw telefoon heeft gestolen, en één met een foto van je telefoon. Je moet beide beschrijven.
  • Je moet ook een formulier met je gegevens laten invullen, dus je naam en adres kunnen spellen.
  • Méér zeggen dan noodzakelijk is, mag zeker!

Slide 2 - Tekstslide

El aspecto físico Uiterlijk
Welke 3 werkwoorden heb je nodig? 

Welke bijvoeglijk naamwoorden kun je gebruiken?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Se buscan... Gezocht...
 La policía busca a dos de los hermanos Malasombra. Escucha la descripción. ¿A quiénes buscan?

Slide 5 - Tekstslide

Se buscan... Gezocht...
 La policía busca a dos de los hermanos Malasombra. Escucha la descripción. ¿A quién buscan?

¡Rosendo y Timoteo!

Slide 6 - Tekstslide

Ejercicios 1, 2 y 3
Haced los ejercicios. 
1: Maak paren met tegenovergestelde betekenis.
2: Combineer de beschrijvingen met de juiste persoon. Één beschrijving blijft over. Teken die persoon bij b.
3: Beschrijf de hermanos Malasombra die je ziet op de tekeningen en beantwoord de vragen bij b.
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

¿A quién buscas? Wie zoek je?
Ahora, trabajad en parejas. Buscas a uno de los hermanos Malasombra. Tu compañero tiene que hacerte como mínimo 5 preguntas y adivinar a quién buscas.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

alto
moreno
feo
largo
grande
mayor
recogido
suelto
rubio
bajo
guapo
corto
pequeño
joven

Slide 9 - Sleepvraag

De boef is lang.
A
El ladrón es bajo.
B
El ladrón es largo.
C
El ladrón es guapo.
D
El ladrón es alto.

Slide 10 - Quizvraag

Elige la frase verdadera.
A
Tiene el pelo moreno.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene el pelo liso.
D
Lleva coleta.

Slide 11 - Quizvraag

Describe a este hombre en tres frases.

Slide 12 - Open vraag

Describe a esta mujer en tres frases.

Slide 13 - Open vraag

El programa de hoy
  1. Repaso: describir el aspecto
  2. Rellenar la hoja de La oficina de seguridad
  3. Aprendemos a deletrear

Slide 14 - Tekstslide

Kleding beschrijven:



Het uiterlijk beschrijven:



Slide 15 - Tekstslide

Kleding beschrijven:

Lleva una camisa marrón.
Lleva pantalones y zapatos marrones.
Lleva un sombrero.

Het uiterlijk beschrijven:



Slide 16 - Tekstslide

Kleding beschrijven:

Lleva una camisa marrón.
Lleva pantalones y zapatos marrones.
Lleva un sombrero.

Het uiterlijk beschrijven:

Es un chico
Tiene el pelo corto.
Tiene el pelo castaño. 
Tiene los ojos marrones.
Tiene los pies grandes.
Tiene la nariz grande.
Es gordo y alto.

Slide 17 - Tekstslide

¡A trabajar!

Maak het blad met woorden en zinnen helemaal af, zodat je deze donderdag kunt nakijken.

Slide 18 - Tekstslide

                                          @ .  
@ = arroba
. = punto

Slide 19 - Tekstslide

El programa de hoy
  1. ¿Qué tal los deberes?
  2. Terminar la ficha de la oficina de seguridad + corregir
  3. Practicar conversaciones

Slide 20 - Tekstslide

Deberes para el lunes
  • Terminar los ejercicios A y B de la ficha La oficina de seguridad
  • Deletrear tu nombre, correo electrónico y tu dirección

Slide 21 - Tekstslide

Hacemos el ejercicio C

Lees de reacties en bedenk wat logisch in de gaten past. 

Slide 22 - Tekstslide

¿Qué dices cuando...?
  • 1. ...entras en la oficina de seguridad?
  • 2. ...el asistente dice: "Hola, ¿en qué puedo ayudar?"
  • 3. ...el asistente pregunta cuándo y dónde ha sido robado tu móvil?
  • 4. ...el asistente pregunta si puedes describir al ladron?
  • 5. ...el asistente pregunta cómo se escribe tu correco electrónico?

Slide 23 - Tekstslide

Describir objetos
Describe tu teléfono en tres frases.

Slide 24 - Tekstslide

En el restaurante
  1. begroeten
  2. naar een tafel vragen
  3. vragen naar het menu en bestellen (voorgerecht en hoofdgerecht)
  4. iets is niet naar wens
  5. extra drinken bestellen
  6. toetje bestellen
  7. afrekenen
  8. afscheid nemen
En la tienda de ropa
  1.  begroeten
  2. klant geeft aan wat hij/zij zoekt
  3. klant wil het passen
  4. er is iets niet naar wens (bijv. maat, kleur)
  5. alternatief bevalt wel
  6. klant vraagt naar prijs; 
  7. klant wil contant betalen en wil het bonnetje mee

Slide 25 - Tekstslide

En la oficina de seguridad
  1. begroeten
  2. probleem vertellen: telefoon is gestolen
  3. beschrijf de telefoon: formaat, kleur, merk?
  4. vertel meer details: waar en wanneer?
  5. beschrijf de dief uitgebreid
  6. spel je naam, adres en emailadres, etc.
    De ander vult dit in op het formulier. 
  7. neem afscheid

Slide 26 - Tekstslide

Woensdag
Herhalen uiterlijk
spellen naam + adres enzovoort
Blad helemaal invullen + nabespreken! (Gesprek bij C voordoen op bord)

Maandag
Beschrijven telefoons
gesprekjes oefenen

Slide 27 - Tekstslide