thema 6.4 Voortplanting bij planten en dieren: vruchten en zaden

thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.4 Vruchten en zaden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.4 Vruchten en zaden

Slide 1 - Tekstslide

Video herhaling

https://schooltv.nl/video/hoe-groeit-een-tomaat-het-groeiproces-van-zaadje-tot-tomaat/

Slide 2 - Tekstslide

Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel

Slide 3 - Sleepvraag

grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
geen geur
vertakte
stampers
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 4 - Sleepvraag

Bij welk onderdeel vind de bestuiving plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Bij welk onderdeel vind de bevruchting plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kun je de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel 1 of meerdere zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht.

Vruchten zijn er in alle soorten en maten.

Slide 8 - Tekstslide

6.4 Vruchten en zaden
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem.
In het vruchtbeginsel beginnen 1 of meer zaadbeginsels te groeien.

Alleen de zaadbeginsels waarin de eicellen zijn bevrucht, groeien uit tot zaden.

De andere zaadbeginsels in het vruchtbeginsel verschrompelen.

Slide 9 - Tekstslide

6.4 Vruchten en zaden
Het vruchtbeginsel wordt groter.
Het groeit uit tot een vrucht.

De zaden bevinden zich in de vrucht.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

6.4 Vruchten en zaden
De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht.

In de afbeelding op de vorige bladzijde zie je de veranderingen bij een bloem van een bonenplant.
We gaan deze veranderingen stap voor stap bekijken.

Slide 12 - Tekstslide

1: de bloem voor de bevruchting.

2: Na de bevruchting beginnen het vruchtbeginsel en de zaadbeginsels te groeien.


Slide 13 - Tekstslide

3. De kroonbladeren en de meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds langer.

4. De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over, ze zaadbeginsels worden groter.

Slide 14 - Tekstslide

5. Als de boon rijp is, wordt de zaadhuid donkerder.

Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij.

Slide 15 - Tekstslide

6.4 Vruchten en zaden
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

6.4 Vruchten en zaden
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten.
Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden.

In sommige vruchten zit maar 1 zaad.
In andere vruchten zitten meerdere zaden.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide