1.8 Verleden tijd

Welkom bij deze les
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Huiswerk tot nu toe

- Theorie over 'verleden tijd'

- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Verleden tijd
Herkenbaar aan: vorige week, onlangs, gisteren, etc. 

Onregelmatige werkwoorden (veranderen van klank)
- lopen, loopt, liep, liepen, gelopen
- zwemmen, zwemt, zwom, zwommen, gezwommen
- breken, breekt, brak, braken, gebroken

Slide 3 - Tekstslide

Onregelmatig werkwoorden. Wat is de verleden tijd van 'roepen'.
A
Roepten
B
Riepen
C
Repten
D
Riepten

Slide 4 - Quizvraag

Onregelmatig werkwoorden. Wat is de verleden tijd van 'bedriegen'.
A
Bedriegden
B
Bedriegten
C
Bedrogen
D
Bedroegen

Slide 5 - Quizvraag

Onregelmatig werkwoorden. Wat is de verleden tijd van 'fluiten'.
A
Fluitten
B
Fuitden
C
Fleuten
D
Floten

Slide 6 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden
In de verleden tijd komt daar -te(n) of -de(n) achter

Enkelvoud (ik/u/hij/zij/het): -te of -de. Hij schopte - U gooide
Meervoud (zij/jullie/wij): -ten of -den. Zij schopten - Zij gooiden

Slide 7 - Tekstslide

Verleden tijd
Bij de meeste ww weet/hoor je het: Schoppen > schopten
Twijfel? Ook 't x-kofschip.

Laatste letter WEL in 't x-kofschip? Dan een T
Bijvoorbeeld: werken > werk > werkte/werkten
Laatste letter NIET in 't x-kofschip? Dan een D
Bijvoorbeeld: proeven > proev > proefde/proefden

Slide 8 - Tekstslide

De man (verven) gisteren zijn huis.
A
Verfde
B
Verfte
C
Verfden
D
Verften

Slide 9 - Quizvraag

Die jongens (rellen) tegen de politie en werden opgepakt.
A
Relde
B
Relte
C
Relden
D
Relten

Slide 10 - Quizvraag

Alle spullen werden in de vrachtwagen gezet, want Suus (verhuizen) gisteren naar Ermelo.
A
Verhuiste
B
Verhuisde
C
Verhuisten
D
Verhuisden

Slide 11 - Quizvraag

tte(n) en dde(n)
Alleen twee keer een T of D als de stam daarop eindigt

Vlucht > vluchtte/vluchtten
Beantwoord > beantwoordde/beantwoordden

Slide 12 - Tekstslide

Ik (luisteren) naar de docent.
A
luisterde
B
luisterden
C
luisterdde
D
luisterdden

Slide 13 - Quizvraag

Het (kosten) mij veel geld, maar eindelijk kon ik die schoenen kopen.
A
Koste
B
Kosten
C
Kostte
D
Kostten

Slide 14 - Quizvraag

Wat een kans was dat, maar de aanvaller (missen) voor open doel!
A
Miste
B
Mistte
C
Misten
D
Mistten

Slide 15 - Quizvraag

Het vliegtuig (landen) op Schiphol.
A
lande
B
landen
C
landde
D
landden

Slide 16 - Quizvraag

Vragen goed lezen
Let goed op bij de toets welke tijd er wordt gevraagd:

Tegenwoordige tijd (stam + t)
Verleden tijd (stam + te(n) of de(n))
Voltooid deelwoord ('t x-kofschip)

't x-kofschip dus voor verleden tijd + voltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide

Volgende week
Dinsdag: theorie H5.8

Donderdag: Oefenvragen  + herhaling

Vrijdagochtend: Test Jezelf + herhaling

Vrijdagmiddag: spellingtoets maken

Slide 18 - Tekstslide