Hoofdstuk 3 Indonesie

Wanneer is de VOC opgericht?
A
1602
B
1906
C
1487
D
1537
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wanneer is de VOC opgericht?
A
1602
B
1906
C
1487
D
1537

Slide 1 - Quizvraag

Waarom werd de VOC opgericht?
A
handelen in specerijen
B
Gebieden veroveren
C
Schepen bouwen
D
Vanwege de concurrentie

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de afkorting VOC voor?
A
Vereenigde Oostelijke Compagnie
B
Vereenigde Oostindische Compagnie
C
Verenigd Oostelijke Compagnie
D
Voor Oostelijke handel Concurrentie

Slide 3 - Quizvraag

Via welke route ging de VOC naar Indië?
Van Nederland, via Afrika, naar Indië.
Van Nederland, via Amerika, naar Indië.
Van Nederland, via Rusland, naar Indië.
Dit is het juiste antwoord

Slide 4 - Sleepvraag

Welke periode begon na de oprichting van de VOC? (1602)
A
de zilveren eeuw
B
De 18e eeuw
C
de gouden eeuw
D
de middeleeuwen

Slide 5 - Quizvraag

Wat mocht de VOC NIET doen?
A
Oorlog voeren
B
Verdragen sluiten
C
Gebieden besturen
D
Ze mochten zowel A, B als C doen.

Slide 6 - Quizvraag

Welke produkten horen bij de VOC?
VOC

Slide 7 - Sleepvraag

Herken jij deze VOC producten?
Koffie
Gember
Thee
Kruidnagel
Anijs
kaneel
Peper

Slide 8 - Sleepvraag

Waar kennen we JP Coen van?
A
gouverneur generaal
B
strafexpeditie
C
hongitochten
D
oprichter VOC

Slide 9 - Quizvraag


Dit is een koopman met zijn vrouw in Batavia.

Waar ligt Batavia?
A
India
B
Indonesië
C
Japan
D
Nederland

Slide 10 - Quizvraag

Wie stichtte de stad 'Batavia?
A
voc
B
wic

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een product waar de VOC monopolie op wilde krijgen?
A
Kerrie
B
Peper
C
Noodmuskaat
D
Koffiebonen

Slide 12 - Quizvraag

De VOC kreeg van de Nederlandse overheid de monopolie om handel te drijven in Azië. Wat is een monopolie?
A
Een bordspel uit de Gouden Eeuw
B
Een hoofdkwartier
C
Een alleenrecht
D
Een Handelscontact

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een aandeel?

Slide 14 - Open vraag

Welke rechten had de VOC?

Slide 15 - Open vraag

Hoe werkt het cultuurstelsel
A
Je mag je eigen stukje grond houden
B
1/5 deel verplicht verbouwen voor de Nederlanders
C
Specerijen verbouwen voor de Nederlanders
D
handelsmonopolie opbouwen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is waar over het cultuurstelsel?
A
De inheemse bevolking profiteerde van het cultuurstelsel
B
De inheemse bevolking werd armer door het cultuurstelsel
C
De inheemse bevolking kreeg te maken met een hongersnood
D
De oogst van de inheemse boeren verbeterde door het cultuurstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Wat werd er verbouwd voor het cultuurstelsel?
A
Koffie
B
Specerijen
C
Bananen
D
Aardappelen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het cultuurstelsel?
A
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië de Nederlanders hebben verjaagd uit hun land.
B
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië als soldaten moesten vechten voor Nederland
C
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië heel rijk zijn geworden
D
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië producten moesten verbouwen voor de handel met Nederland.

Slide 19 - Quizvraag

Goed of fout?

De boeren waren erg blij met het plantloon
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent het begrip plantloon?
A
Vergoeding voor de Indische boeren voor de gewassen die zij tijdens het cultuurstelsel verbouwden
B
Economie waarin geld het belangrijkste betaalmiddel is.
C
Het deel van de opbrengst van het cultuurstelsel dat bestemd was voor de Nederlandse schatkist

Slide 21 - Quizvraag

Wie was Multatuli?
A
Max Havelaar
B
Max Verstappen
C
Een schrijver
D
Een koffiemaker

Slide 22 - Quizvraag

Welke kritiek had Multatuli op het cultuurstelsel?
A
Door het cultuurstelsel maakte Nederland te weinig winst
B
De bevolking van Java werd slecht behandelt
C
Door het cultuurstelsel konden ondernemers niet vrij handelen met Java

Slide 23 - Quizvraag

Welke cultures zijn er?

Slide 24 - Open vraag

Welke uitspraak over modern imperialisme is niet waar? Modern imperialisme..
A
..draaide uit op meer Europese samenwerking.
B
..was het streven van Europese (groot)machten naar een wereldrijk.
C
..leidde tot het stichten van koloniën in vooral Afrika en Azië.
D
..zorgde voor spanningen in Europa.

Slide 25 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de ethische politiek?
A
Onderwijs
B
Irrigatielandbouw
C
Infrastructuur
D
Cultuurstelsel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen maatregel van de ethische politiek?
A
Betere medische voorzieningen
B
Scholen
C
Irrigatie landbouw
D
Beter voedsel

Slide 27 - Quizvraag

Soekarno was:
A
de leider van de nationalisten in Indonesië
B
een Molukse generaal van het KNIL in Ned-Indië
C
een nationalistische Vietnamese vrijheidsstrijder
D
een Japanse generaal tijdens de bezetting van Ned-Indië

Slide 28 - Quizvraag

Hoe was de Japanse bezetting voor de Indonesiërs?
A
goed, want die kregen onafhankelijkheid.
B
slecht, want die moesten dwangarbeid leveren.

Slide 29 - Quizvraag

Wat was geen gevolg voor de Indonesiërs van de Japanse bezetting
A
Soekarno werd bevrijd
B
De hoofdstad werd weer Jakarta
C
Er kwam meer voedsel voor iedereen
D
Ze kregen meer te zeggen over het bestuur

Slide 30 - Quizvraag

Op welke datum riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uit?
A
10 mei 1945
B
10 mei 1950
C
17 augustus 1945
D
17 augustus 1950

Slide 31 - Quizvraag

Hoe heette de partij van Soekarno en Hatta?
A
Partai Nasional Indonesia (PNI)
B
Trots Op Nederlands-Indië (TONI)
C
De Volksraad
D
Nasional Partai Indonesia (NPI)

Slide 32 - Quizvraag

Een stelling: het nationalisme van Soekarno en Hatta was een onbedoeld gevolg van de ethische politiek.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer was de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog?
A
1945-1946
B
1945-1947
C
1945-1948
D
1945-1949

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse naam voor twee militaire operaties tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog?
A
Politionele actie
B
Ontwikkelingsactie
C
Koloniale actie
D
Ontwikkelingshulp

Slide 35 - Quizvraag

Welke mensen kwamen er na de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog naar Nederland?
A
Witte Nederlanders, Japanse Indonesiërs en Molukkers.
B
Indische Nederlanders, Indo's en Molukkers.
C
Witte Nederlanders, Indische Nederlanders en Molukkers.
D
Inheemse Indonesiërs, Maleisiërs en Bandanezen.

Slide 36 - Quizvraag