Talent 3.3 lezen 3vwo (les 2)

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 

  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 

  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 

  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging

Slide 2 - Tekstslide

Betoog

Slide 3 - Tekstslide

Waarom heb jij het nodig om goed te leren argumenteren?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Structuur betoog
Standpunt: Ik vind dat mensen minder vlees zouden moeten eten.
Argument 1: Veel vlees eten is schadelijk voor de gezondheid.
Argument 2: Slachtvee leeft in heel slechte omstandigheden.
Argument 3: De productie van vlees is slecht voor het milieu.
Tegenargument: In vlees zitten onmisbare voedingsstoffen, zoals proteïne.
Weerlegging: Je kunt deze voedingsstoffen ook uit andere voeding halen, bijvoorbeeld paddenstoelen en bonen.

Slide 6 - Tekstslide

Er volgen zo een paar vragen...
Om te kijken of je standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen uit elkaar kunt halen. 

Slide 7 - Tekstslide

[Het Nederlands verloedert], want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Maastricht doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf - in plaats van zes - jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Samengevat: wat heb je nodig voor een goed betoog?
  • Een duidelijk(e) stelling/standpunt t.o.v. onderwerp
  • Eigen argumenten
  • Goede onderbouwing van eigen argumenten (documenteren)
  • Tegenargument(en) [indekken]
  • Weerlegging(en)
  • Goede onderbouwing weerlegging (documenteren)

Slide 12 - Tekstslide

Subjectieve argumenten

Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd. Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid. Subjectieve argumenten niet. 

Als vandaag alles open is, dan ga ik liever naar de Pathé dan naar Vue, want de Pathé is een betere bioscoop.

Slide 13 - Tekstslide

Stel, je leest in een artikel dat de schrijver niet gelooft dat de aarde steeds verder opwarmt.
Zijn argument: Ik heb het het hele voorjaar koud gehad.
Is dit een objectief of een subjectief argument? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

Vind je voorgaande argument overtuigend? Leg je antwoord uit.
Eigen antwoord.

Slide 15 - Open vraag

Stel, je leest in een artikel dat je ‘brain food’ moet eten: voeding die goed is voor je hersenen.
Argument: Onderzoek van het Erasmus Universitair Medisch Centrum laat zien dat wat je eet, effect heeft op hoe gezond, alert en actief je bent en dat het zelfs effect heeft op hoe groot je hersenen zijn.
Is dit een objectief of een subjectief argument? Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open vraag

Vind je het voorgaande argument overtuigend? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open vraag

Begrijp je de basiskennis van een betogende tekst? (dus: argument, weerlegging, etc.).
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll