Ondernemersplein Eindejaarsquiz

LessonUp
1. Ga naar LessonUp.app
2. Log in met de code van de les
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SalesMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LessonUp
1. Ga naar LessonUp.app
2. Log in met de code van de les

Slide 1 - Tekstslide

The word Halloween comes from
A
All Saints Day
B
All Hallow’s Eve
C
Samhain

Slide 2 - Quizvraag

What would you originally ‘bob’ for at a Halloween celebration?
A
Candy
B
Pumpkins
C
Apples

Slide 3 - Quizvraag

What is the plural (meervoud) of mouse?
A
mice
B
micen
C
mouses
D
mousen

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer is het Prinsjesdag?
A
1ste dinsdag van september
B
2de dinsdag van september
C
3de dinsdag van september

Slide 5 - Quizvraag

Wie presenteert het koffertje in de 2e Kamer?
A
De minister-president
B
De minister van financiën
C
De voorzitter van de 2e kamer
D
De koning

Slide 6 - Quizvraag

Welk kledingstuk hoort vooral bij Prinsjesdag?
A
Een stropdas
B
Een hoed
C
Bretels
D
Een jurk

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de bestedingen in de economie als de ECB de rente laat dalen?
A
Meer bestedingen
B
Minder bestedingen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe hoog moet de inflatie in de eurozone zijn wil de ECB ingrijpen?
A
1%
B
2%
C
3%
D
4%

Slide 9 - Quizvraag

Het werkgebied van een salesorganisatie is ingedeeld in A-, B- en C-klanten.

Welke soort indeling is dit?
A
geografische indeling
B
productgerichte indeling
C
afnemersgerichte indeling
D
functionele indeling

Slide 10 - Quizvraag

Welke management niveaus kun je in een sales organisatie tegenkomen?
A
Strategisch, Tactisch en Operationeel
B
Alleen Operationeel
C
Alleen Strategisch
D
Strategisch en Operationeel

Slide 11 - Quizvraag

Een groothandel in computers en elektronica wil grote orders binnenhalen. De groothandel biedt daarom korting bij afname van grote partijen.

Van welke groeistrategie van Ansoff is hier sprake?
A
Diversificatie
B
Marktontwikkeling
C
Marktpenetratie
D
Productontwikkeling

Slide 12 - Quizvraag

Een Nederlands warenhuis gaat winkels openen in België met het bestaande assortiment.

Van welke groeistrategie van Ansoff is hier sprake?
A
Diversificatie
B
Marktontwikkeling
C
Productontwikkeling
D
Marktpenetratie

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer evalueer je het verkoopplan?
A
tussentijds
B
aan het einde van de periode
C
zowel tussentijds als een het einde van de periode
D
aan het begin van de periode

Slide 14 - Quizvraag

Waarom krijg je Duits in je opleiding? In de les zijn er 5 redenen behandeld om Duits te leren op het MBO. Welke reden staat met stip op nummer 1?
A
Met Duits heb je meer kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt
B
Duits is de meest gesproken moedertaal in de EU
C
Duits leer je sneller dan je denkt
D
Duitsland is onze belangrijkste handelspartner

Slide 15 - Quizvraag

Niet alleen in Europa maar ook wereldwijd speelt Duitsland een belangrijke rol in de economie. Maar is Duitsland eigenlijk een exportnatie of een importnatie?
A
Export-natie
B
Import-natie

Slide 16 - Quizvraag

Deutsche Autos sind bekannt für ihre Qualität. Viele Deutsche arbeiten in der Autobranche. Was denkst du sind die größten drei Arbeitgeber in der Autobranche in Deutschland?
A
Volkswagen, Volvo, Mercedes-Benz
B
Volkswagen, BMW, Mercedes-Benz
C
Volkswagen, Audi, Mercedes-Benz

Slide 17 - Quizvraag

Obwohl in deutschen Stellenanzeigen (personeelsadvertenties) häufig englische Berufsbezeichnungen verwendet werden, sind die deutschen Bezeichnungen vor allem in Gesprächen noch immer sehr gebräuchlich. Was bedeutet zum Beispiel ‚Geschäftsleiter‘?
A
Manager
B
Ambtenaar
C
Verkoopmedewerker

Slide 18 - Quizvraag

Wie sagt man auf Deutsch: ………… (Zijn er) noch Fragen?
A
Es gibt noch Fragen?
B
Sind es noch Fragen?
C
Gibt es noch Fragen?

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van de b2b-omgeving?
A
De doelgroep bestaat uit particuliere afnemers.
B
De vraag komt voort uit bevrediging van persoonlijke behoeften.
C
Het aantal afnemers op deze markt is doorgaans kleiner.
D
Het verkooptraject is doorgaans korter.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de sportschool waar wij op 27 oktober te gast waren?
A
Fight with Faith
B
Fantastic Sport
C
Pelatja Fights
D
The Basement

Slide 21 - Quizvraag

Welk beroemd persoon is wereldwijd het meest gezocht op google in 2022
A
Will Smith
B
Poetin
C
Johny Depp
D
Amber Heard

Slide 22 - Quizvraag

Hoe wordt een korting genoemd die oploopt naarmate een klant meer
producten afneemt?

A
Bonuskorting
B
Kwantumkorting
C
Rabat
D
Staffelkorting

Slide 23 - Quizvraag

Welk beroemd persoon heeft de meeste volgers op Instagram?
A
Christiano Ronaldo
B
Lionel Messi
C
Kim Kardashian
D
Kylie Jenner

Slide 24 - Quizvraag

Waar staat SMART voor, als het gaat om doelen stellen?
A
specifiek, meetbaar, acceptabel , realistisch , tijdgebonden
B
specifiek, meetbaar, acceptabel, rekbaar, tijdgebonden
C
specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, toekomstgericht
D
specifiek, meetbaar, allesomvattend, realistisch, toekomstgericht

Slide 25 - Quizvraag

1. Bij een a-symetrische compositie zijn
A
Beide zijden gelijk
B
Beide zijden niet gelijk

Slide 26 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van een:
A
mindmap
B
moodbord
C
lifestyle
D
winkelpresentatie

Slide 27 - Quizvraag

Vaderdag is een voorbeeld van een Themakalender
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

De etalage speelt een belangrijke rol in de verkoop, waarom?
A
Creëert stopkracht en verleid de klant om binnen te stappen
B
Geeft aan wat er in de winkel verkocht wordt
C
Is goed voor je themakalender

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een functie-eis van een Visual merchandiser
A
Een goede analyse kunnen maken van verkoop
B
Inrichten van de etalages, displays of showrooms
C
Een goed verkoopgesprek kunnen voeren
D
Klantvriendelijk zijn

Slide 30 - Quizvraag

De T in VOITA -model staat voor
A
Transitie fase
B
Transformatie fase
C
Technische fase

Slide 31 - Quizvraag

Non- verbale communicatie is communiceren door middel van lichaam, houding, gebaren, gezichtsuitdrukkingen, stiltes en oogcontact.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

U heeft een prachtige fiets uitgezocht. Wilt u deze in de kleur rood of groen bestellen?
Is een voorbeeld van een:

A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 33 - Quizvraag

Een Elevator pitch duurt nooit langer dan een minuut.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Welk briefmodel hanteren we bij het schrijven van een sollicitatiemodel?
A
Europees model
B
Amerikaans model
C
Nederlandsmodel

Slide 35 - Quizvraag

Met welke activiteit beginnen we elke les Nederlands?
A
lezen
B
schrijven
C
spreken

Slide 36 - Quizvraag

Welk trucje kun je gebruiken om te bepalen wat de juiste vorm van een persoonsvorm is in de verleden tijd?
A
’t ex-koffieschip
B
xtc koffieshopje
C
’t sexyfokschaap

Slide 37 - Quizvraag

In de boekhouding wordt altijd een balans opgesteld.
Wat staat er aan de linkerkant (debetkant) van de balans ?

A
Activa (bezittingen)
B
Passiva (schulden)

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden van het doen van bedrijfsadministratie
A
Weten hoeveel omzet een bedrijf maakt
B
Weten hoeveel schulden een bedrijf heeft
C
De financiële positie van het bedrijf bepalen

Slide 39 - Quizvraag

De aanschaf van een gebouw wordt ‘gefinancierd’ met een hypothecaire lening.
Wat gebeurt er met de omvang van het Eigen Vermogen

A
Gaat omhoog
B
Gaat omlaag
C
blijft gelijk

Slide 40 - Quizvraag

De ondernemer koopt goederen in op rekening en ontvangt hiervan een inkoopfactuur

Welke grootboekrekening(en) veranderen door dit boekingsdocument (inkoopfactuur)

A
Debiteuren en Voorraad goederen
B
Bank en Voorraad goederen
C
Voorraad goederen en Crediteuren
D
Crediteuren en Bank

Slide 41 - Quizvraag