1H1 12 januari 2023

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les 1H1
vrijdag 12 januari 2024
 Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Schoolwoorden van de week
  • Huiswerk bespreken
  • Grammatica woordsoorten (blz 206/207) 
  • Afsluiting
Lesdoel:
Ik kan zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

  • Geen telefoons.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

schoolwoorden van de week
Schrijf ze op in je schrift

Leer de woorden uit je hoofd

We herhalen de woorden elke les

Slide 5 - Tekstslide

Tekst

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Maak in het boek opdracht 1 op bladzijde 206.

Maken in je schrift: opdracht 2, 3, 4, 5 en 6 op bladzijde 206 en 207.

Leg schrift en boek open.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica blz. 210 en 211
Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord:
– een zoete mandarijn; het tropisch regenwoud.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) geeft aan van welke stof iets is gemaakt.
















Slide 9 - Tekstslide

Grammatica blz. 210 en 211
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.
- Op Hawaï vind je witte stranden.
Een bijvoeglijk naamwoord staat soms achter het zelfstandig naamwoord.
- Het rivierwater is troebel.














Slide 10 - Tekstslide

Grammatica blz. 210 en 211
Een bijvoeglijk naamwoord heeft een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met e).
- Dit is een spannend sprookje. (korte vorm)
- Eefje las het spannende sprookje voor aan haar zusje. (lange vorm)
Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de trappen van vergelijking:
- stellende trap: sterk
- vergrotende trap: sterker
- overtreffende trap: sterkst

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica blz. 210 en 211
Een bijvoeglijk naamwoord is soms gemaakt van een werkwoord.
- Op het ijs in de grachten zagen we veel schaatsende kinderen.
- Na twee maanden werd de geschaatste toptijd op de 1500 meter alweer verbeterd.

Een bijvoeglijk naamwoord kan worden afgeleid van een aardrijkskundige naam.
- De Belgische vlag bestaat net als de Duitse vlag uit de kleuren zwart, geel en rood.

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica blz. 210 en 211
Aan de slag

Maken opdracht 1 t/m opdracht 7

Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting
Herhaling

Vragen?

Huiswerk:
Maken opdracht 1 t/m opdracht 7 
blz 210 en 211

Slide 14 - Tekstslide

Tot ziens!

Slide 15 - Tekstslide