Lj 2 - Week 47 les 21 (23/11)

Nederlands
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • lezen
  • Doelen
  • Uitleg 
  • Aan het werk!

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Je kunt een samengestelde zin herkennen.

Je kunt de pv in een samengestelde zin vinden.

Je hebt geoefend met de toetsstof.

Slide 3 - Tekstslide

H1 Taalverzorging grammatica -
samengestelde zinnen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert over samengestelde zinnen 

Slide 5 - Tekstslide

samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zinnen met meer persoonsvormen
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen. 
Door de zin in een andere tijd te zetten, kun je erachter komen welke werkwoorden de persoonsvormen zijn en welke niet. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kom je erachter wat de pv's zijn in een samengestelde zin?
A
Ik maak de zin vragend.
B
Alle werkwoorden opschrijven.
C
Ik zet de zin in de verleden tijd.
D
Ik hak de zin in stukjes.

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de pv's?
Ik heb uren liggen lezen, maar mijn boek is nog steeds niet uit.
A
ik, mijn boek
B
heb, is
C
heb, lezen
D
lezen, is

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn samengestelde zinnen?

Slide 11 - Open vraag

Wat weten we nog over samengestelde zinnen? Noem de kenmerken

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van samengestelde zinnen? 2 antwoorden zijn goed!
A
heeft meer dan 1 persoonsvorm
B
je kunt de zin niet vragend maken
C
staat altijd in de verleden tijd
D
heeft meer dan 1 onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in samengestelde zinnen?

Slide 14 - Open vraag

Hoe vind je de persoonsvorm in een samengestelde zin?
A
je maakt de zin vragend
B
je zet de zin in een andere tijd
C
je zoekt het ow en 2 woorden daarvoor staat de pv

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de pv's in deze zin en wat is het voegwoord?
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.
A
pv: stopte, geven voegwoord: en
B
pv: stopte, besloot voegwoord: ze
C
pv: stopte, besloot voegwoord: meer
D
pv: stopte, besloot voegwoord: en

Slide 16 - Quizvraag

Samengestelde zinnen. Benoem de persoonsvormen en het voegwoord.
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.

Slide 17 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.
We gaan dit jaar naar Ameland op vakantie, omdat we dat eiland niet kennen.

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn de pv's in deze zin en wat zijn de onderwerpen?
We gaan dit jaar naar Ameland op vakantie, omdat we het eiland niet kennen.
A
pv: gaan, kennen ow: we, we
B
pv: gaan, kennen ow: omdat, niet
C
pv: we, we ow: gaan, kennen
D
pv: gaan, kennen ow: Ameland, eiland

Slide 19 - Quizvraag

Noteer de persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.
Welk woord is het voegwoord?

Wanneer je vlees goed verhit, dood je de bacteriën.

Slide 20 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.

Toen de feestgangers dansten in de tent, vielen de tafels om.

Slide 21 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.
Toen het cruiseschip in de haven van Rotterdam aangelegd was, zijn we gaan kijken.

Slide 22 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.

Als het erg droog weer is, staat het water in de sloot laag.

Slide 23 - Open vraag

En nu oefenen!
BK
Cursus 7, § 11, opdracht 1 t/m 5
Cursus 7, § 12, opdracht 1 t/m 8 (online)

Slide 24 - Tekstslide