les 3 en 4 oefenen

les 3 en 4 oefenen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

les 3 en 4 oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Rechtbank
Hoge Raad
Gerechtshof
Hoogste rechtsorgaan
Hoger beroep tegen vonnis rechtbank
Toetst vonnissen van lagere rechters
Politierechter
Kantonrechter

Slide 2 - Sleepvraag

Behandelt ingewikkeldere en zwaardere misdrijven 
Behandelt lichte misdrijven zoals het stelen van een fiets
Behandelt overtredingen
Kantonrechter
Politierechter
Meervoudige kamer

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is cassatie?
A
Een vorm van strafrechtelijke vervolging.
B
Een procesvorm waarbij getuigen worden opgeroepen.
C
Een term uit het bestuursrecht die verwijst naar het hoger beroep.
D
Een rechtsmiddel om een uitspraak van een gerechtshof te laten toetsen door de Hoge Raad.

Slide 4 - Quizvraag

Aanklacht
Pleidooi
Vonnis
Requisitoir
Laatste woord
Rechter
Verdachte
Advocaat
Officier van justitie
Strafeis
Tenlaste-legging
Uitspraak

Slide 5 - Sleepvraag

rechtvaardigingsgrond
schulduitsluitingsgrond
noodweer
ontoerekeningsvatbaarheid
overmacht
noodweerexces

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen noodweer en noodweerexces?
A
Bij noodweer handelt men binnen de grenzen van noodzakelijke verdediging, bij noodweerexces wordt deze grens overschreden
B
Noodweer is een strafbaar feit, noodweerexces niet
C
Noodweer is een verzachtende omstandigheid voor een misdrijf, noodweerexces niet

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de definitie van psychische overmacht?
A
Psychische overmacht is hetzelfde als fysieke dwang.
B
Psychische overmacht verwijst naar een situatie waarin iemand gedwongen wordt om handelingen te verrichten onder invloed van externe psychologische druk.
C
Psychische overmacht is een term uit de juridische wereld.
D
Psychische overmacht heeft betrekking op lichamelijke aandoeningen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'bevoegd gegeven ambtelijk bevel'?
A
Een onwettig bevel dat niet nagevolgd hoeft te worden.
B
Een officieel bevel dat wettelijk is toegestaan.
C
Een bevel dat alleen betrekking heeft op gevoelige informatie.
D
Een bevel dat alleen geldt voor ambtenaren.

Slide 9 - Quizvraag

Joop zijn vrouw is bij hem weggegaan omdat hij werkloos is geworden. Hij gebruikt nu drugs overdag en "klust bij in de avond".


A
Anomietheorie
B
Bindingstheorie

Slide 10 - Quizvraag

Welke verklaring geeft SOCIOBIOLOGIE (Lombroso) voor crimineel gedrag?
A
Als jouw omgeving crimineel is, word jij ook crimineel.
B
Criminelen hebben een gebrek aan goede bindingen.
C
Mensen die biologie studeren, worden eerder crimineel.
D
Crimineel gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en de omgeving.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe wordt Freud's denkwijze genoemd?
A
Psychoanalyse
B
Systeemanalyse
C
Cognieve gedragsanalyse
D
Behavioristische analyse

Slide 12 - Quizvraag

Het ‘Ich’ in de theorie van Freud staat voor
A
De oerdriften
B
Het bewuste
C
Je geweten
D
Het onbewuste

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van crimineel gedrag volgens de aangeleerd-gedragtheorie van Sutherland?
A
Dat iemand als kind te veel door zijn ouders is gestraft.
B
Dat iemand met strafbare middelen zijn levensdoelen wil bereiken.
C
Dat mensen moeite hebben om hun driften te beheersen.
D
Dat mensen van hun omgeving leren om zich crimineel te gedragen

Slide 14 - Quizvraag