samenvatting stoffen

samenvatting H2  stoffen
-test jezelf H2.4 maken (WIE IS AL KLAAR?)
-vraag 12 en 13 nakijken
-herhaling H2 m.b.v. mindmap of quiz 
-2 opgave maken met uitkomsten
-werken aan voertuig of 3D huis met Sketchup of 
           oefenen omrekenen ml, dl, l of oefenopgave
VOLGENDE WEEK TOETS HOOFDSTUK 2
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

samenvatting H2  stoffen
-test jezelf H2.4 maken (WIE IS AL KLAAR?)
-vraag 12 en 13 nakijken
-herhaling H2 m.b.v. mindmap of quiz 
-2 opgave maken met uitkomsten
-werken aan voertuig of 3D huis met Sketchup of 
           oefenen omrekenen ml, dl, l of oefenopgave
VOLGENDE WEEK TOETS HOOFDSTUK 2

Slide 1 - Tekstslide

test jezelf maken
-test jezelf H2.4 maken (niet voldoende dan opnieuw)
-Heb je H2.4 al klaar, maak dan een andere die nog niet voldoende is

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

stoffen



           Veiligheid ----------------->

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

       stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

kleiner dan
groter dan

Slide 11 - Tekstslide

                                                                dichtheid


                                                      = dichtheid

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

oefening dichtheid bepalen
  • stel je hebt een blokje van 8 cm3
  • stel de massa = 21,6 g
  • wat is de dichtheid?
  • formule: dichtheid = massa/volume
  • dichtheid = 21.6 / 8
  • dichtheid = 2,7  g/cm3
  • zoek op in tabel ===> aluminium



8 cm3
21,6 g
massa
volume

Slide 14 - Tekstslide

oefening dichtheid bepalen met onderdompelmethode
  • volume = eindstand -beginstand
  • volume = 26-22       
  • volume = 4 ml of 4 cm3
  • massa = 10,8 g
  • dichtheid = massa / volume
  • dichtheid = 10,8 / 4
  • dichtheid = 2,7 g/cm3
10,8 g

Slide 15 - Tekstslide

samenvatting maken van Hoofdstuk 2
-maak 1 A4-tje samenvatting van heel hoofdstuk 2
-tip: gebruik hiervoor leerstofoverzicht blz. 87 t/m 89

Daarna:
-oefenenopgaven (losse A4-tjes) maken (antwoorden in SOM)
-oefenen opgave 9 t/m 12 in boek bij H2.4  (blz 73 t/m 76)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1 m =
A
10 cm
B
1000 cm
C
100 cm
D
10000 cm

Slide 18 - Quizvraag

45,5 meter =
A
4550 cm
B
455000 cm
C
4.55 cm
D
45.5 cm

Slide 19 - Quizvraag


14 kg =
A
14 g
B
1.400 g
C
140 g
D
14.000 g

Slide 20 - Quizvraag


42 cm3 =
A
42000 dm3
B
42 dm3
C
0,042 dm3
D
0,42 dm3

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen stofeigenschap?
A
Kleur
B
Brandbaarheid
C
Geur
D
Hoeveelheid

Slide 22 - Quizvraag

Wat is GEEN stofeigenschap?
A
Kleur
B
Kookpunt
C
Dichtheid
D
Massa

Slide 23 - Quizvraag

Op de verpakking van een voedingsmiddel staat een lijst met ingrediënten.

Wat zijn ingrediënten?
A
alle geur-, kleur- en smaakstoffen die in het product zitten
B
alle verschillende stoffen die in het product zitten
C
het water en de vulstoffen die in het product zitten
D
het water en de zuivere stoffen die in het product zitten

Slide 24 - Quizvraag

Als je twee zuivere stoffen mengt dan krijg je een
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 25 - Quizvraag

Welke van de volgende stoffen is een zuivere stof?
A
ice tea
B
cola
C
melk
D
suiker

Slide 26 - Quizvraag

Uit hoeveel stoffen
bestaat een zuivere stof?
A
uit één soort stof
B
uit twee soorten stoffen
C
uit meer dan twee soorten stoffen
D
dat is bij elke zuivere stof verschillend

Slide 27 - Quizvraag

Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een oplossing en een suspensie?
A
Een oplossing is een mengsel
B
Een suspensie is een mengsel
C
Een oplossing is troebel een suspensie helder
D
Een oplossing is helder een suspensie troebel

Slide 29 - Quizvraag

Bij natuur- en scheikunde moet je vaak de massa van een voorwerp weten.
Hoe bepaal je de massa van een voorwerp?
A
l x b x h
B
weegschaal
C
onderdompelmethode
D
maatcilinder

Slide 30 - Quizvraag

Met een weegschaal meet je de grootheid …. en de eenheid …...
A
Liter en volume
B
Volume en liter
C
Massa en gram
D
Gram en massa

Slide 31 - Quizvraag

Met een maatcilinder meet je de grootheid …. en de eenheid …...
A
Liter en volume
B
Volume en liter
C
Massa en gram
D
Gram en massa

Slide 32 - Quizvraag

Erik zegt van een kiezelsteentje dat het een volume heeft van 23 cm3. Je wilt dat controleren met de onderdompelmethode.
De beginstand van het water is 47 mL.
Wat wordt de eindstand als Erik gelijk heeft?
A
24 mL
B
44,7 mL
C
49,3 mL
D
70 mL

Slide 33 - Quizvraag

Wat is dichtheid?
A
De hoeveelheid stof per 1 gram
B
De hoeveelheid stof die je weegt
C
De hoeveelheid stof per 1 cm3
D
De hoeveelheid stof die je ziet

Slide 34 - Quizvraag

Dichtheid is een stofeigenschap.
Wat is de dichtheid van water?
A
0,5 g/cm3
B
0,7 g/cm3
C
1,0 g/cm3
D
1,3 g/cm3

Slide 35 - Quizvraag

Het blokje ijzer heeft een GROTERE dichtheid dan water, het...
A
zinkt
B
blijft drijven
C
gaat zweven

Slide 36 - Quizvraag

Het blokje hout heeft een KLEINERE dichtheid dan water, het...
A
zinkt
B
blijft drijven
C
gaat zweven

Slide 37 - Quizvraag

Dichtheid is een stofeigenschap.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 38 - Quizvraag

De massa = 10 g.
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3

Slide 39 - Quizvraag

met welke formule bereken
je de dichtheid?
A
dichtheid = massa x volume
B
dichtheid = massa / volume
C
dichtheid = volume / massa
D
dichtheid = lengte x breedte

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

opruim schema:   vandaag tafel 5 en 6

Slide 42 - Tekstslide