Periode 3 | les 8 | woordenschat

Nederlands
Periode 3
Les 7
werkwoordspelling
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Periode 3
Les 7
werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Beroepshouding
  • Boek mee -> vandaag lezen we niet
  • Lezen = lezen
  • Uitleg = opletten
  • Opdracht = doen
  • Werken = werken (geen spelletjes, geen socials)
  • Eten = niet in het lokaal 

Slide 2 - Tekstslide

In deze les
  • Lesdoelen
  • Kijk op periode 3

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ... begrijp je de betekenis van de volgende woorden, wanneer je ze tegenkomt in een tekst:

beogen | de ontgoocheling | de recessie | de rivaliteit | intimideren | relatief | sceptisch | tarten | trotseren | uitbesteden | verloochenen | analyseren | controversieel | verwijten

Slide 4 - Tekstslide

Periode 3
  • Les 1: CV maken
  • Les 2: CV afronden en beoordeling
  • Les 3: solliciteren
  • Les 4: solliciteren afronden en beoordeling
  • Les 5: TOETS
  • Les 6: feedback ontvangen en geven
  • Les 7: werkwoordspelling (laatste kans beoordeling CV en sollicitatie)
  • Les 8: woordenschat

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat
beogen | de ontgoocheling | de recessie | de rivaliteit | relatief | sceptisch | tarten | trotseren | uitbesteden | verloochenen | analyseren | controversieel | verwijten | diagnose

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Per woord een plaatje en een korte uitleg. 

Slide 7 - Tekstslide

beogen

Slide 8 - Tekstslide

de ontgoocheling

Slide 9 - Tekstslide

de recessie

Slide 10 - Tekstslide

de rivaliteit

Slide 11 - Tekstslide

diagnose 

Slide 12 - Tekstslide

relatief 

Slide 13 - Tekstslide

sceptisch 

Slide 14 - Tekstslide

tarten 

Slide 15 - Tekstslide

trotseren 

Slide 16 - Tekstslide

uitbesteden 

Slide 17 - Tekstslide

verloochenen 

Slide 18 - Tekstslide

analyseren 

Slide 19 - Tekstslide

controversieel 

Slide 20 - Tekstslide

verwijten

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het woord?
.....  betekent eigenlijk het uitdagen of negeren van iets dat normaal gesproken wordt verwacht of gehoorzaamd. Stel je bijvoorbeeld voor dat er een regel is die zegt dat je niet op het gras mag lopen, maar iemand doet dat toch. Die persoon .... dan eigenlijk die regel door het gras te betreden, zelfs als het niet mag. Het gaat erom dat iemand bewust iets doet dat normaal gesproken wordt gezien als ongepast of niet toegestaan.

Slide 22 - Tekstslide

Welk woord hoort op de puntjes?
A
beogen
B
intimideren
C
tarten
D
uitbesteden

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Welk woord hoort bij de afbeelding?
A
de woordspeling
B
de rivaliteit
C
sceptisch
D
de ontgoocheling

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het woord?
..... betekent dat je iets ontkent of afwijst, vaak iets waar je eerder aan verbonden was of waar je voor stond. Het kan bijvoorbeeld betekenen dat je ontkent dat je iets hebt gezegd of gedaan, ook al heb je het eigenlijk wel gezegd of gedaan. Het kan ook betekenen dat je je band of relatie met iets of iemand verbreekt, alsof je zegt: "Ik ken die persoon niet" terwijl je eigenlijk wel met die persoon hebt gesproken. Het is als het ware het tegenovergestelde van erkennen of trouw blijven aan iets of iemand.

Slide 26 - Tekstslide

Welk woord hoort op de puntjes?
A
verloochenen
B
trotseren
C
de recessie
D
relatief

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Welk woord hoort bij de afbeelding?
A
de ontgoocheling
B
de woordspeling
C
uitbesteden
D
sceptisch

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het woord?
.... betekent eigenlijk dat iets afhankelijk is van andere dingen om te begrijpen of te waarderen. Stel je voor dat je naar de grootte van een vis kijkt. Als je zegt dat de vis groot is, is dat een .... beschrijving, omdat het afhangt van hoe groot andere vissen zijn die je hebt gezien. Als alle andere vissen die je hebt gezien kleiner zijn, lijkt deze vis groot in vergelijking. Dus, .....  helpt ons begrijpen hoe dingen zich tot elkaar verhouden, in plaats van ze op zichzelf te bekijken.

Slide 30 - Tekstslide

Welk woord hoort op de puntjes?
A
uitbesteden
B
beogen
C
relatief
D
de ontgoocheling

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Welk woord hoort bij de afbeelding?
A
de woordspeling
B
de recessie
C
beogen
D
de ontgoocheling

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het woord?
..... betekent simpelweg dat je iets probeert te bereiken of te doen. Het gaat over het hebben van een doel of een intentie om iets te bereiken. Stel je voor dat je een pijl afschiet en je probeert het doel te raken. Het doel dat je hebt, is wat je .... te raken. Dus, als je zegt: "Ik ..... een goed cijfer te halen op mijn examen," betekent dit dat je je richt op het behalen van een goed cijfer als doel. Het draait allemaal om het hebben van een doel voor ogen en actie ondernemen om dat doel te bereiken.

Slide 34 - Tekstslide

Welk woord hoort op de puntjes?
A
beogen
B
de recessie
C
trotseren
D
uitbesteden

Slide 35 - Quizvraag

de achteruitgang van de economie
iemand bang maken, bedreigen
weerstaan
werk door iemand anders laten doen
uitbesteden
de recessie
trotseren
intimideren

Slide 36 - Sleepvraag