In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
§4 Vermogen en energie
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Terugblik schakelingen;
Afmaken §4 - capaciteit;
Behandelen vragen H4;
Oefenen toets - mini quiz.
Slide 2 - Tekstslide
Vorige les
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het symbool voor spanning?
Slide 5 - Tekstslide
Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren
Slide 6 - Quizvraag
Waarin meten we vermogen?
Wat is de formule voor vermogen?
Slide 7 - Tekstslide
Ralph: bij een parallelschakeling kun je de lampjes apart aan en uit doen. Toos: bij een serieschakeling kun je lampjes apart aan en uit doe Wie heeft gelijk?
A
Geen van beide.
B
Alleen Ralph
C
Alleen Toos
D
Ralph en Toos hebben allebij gelijk
Slide 8 - Quizvraag
Parallel- en serieschakeling
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de capaciteit van een oplaadbare batterij is.
Je kunt berekenen wat de capaciteit van een oplaadbare batterij is.
Slide 11 - Tekstslide
Capaciteit
Als je een batterij meer gebruikt of er vloeit een grotere stroom, dan is hij sneller leeg.
Slide 12 - Tekstslide
Capaciteit van een batterij
Wat is het?
Afkorting: C
Eenheid: mAh Wat betekent dat?
Berekening: C = I * t
Let op: I moet hier ingevuld worden in mA!
De totale hoeveelheid stroom die een batterij kan leveren voor deze leeg is
MilliAmpère-uur, oftewel:
5000 mAh betekent 1 uur lang 5000 mA, of 2 uur lang 2500 mA (enz)
Slide 13 - Tekstslide
Rekenvoorbeeld capaciteit
Bereken hoe lang een accu met een capaciteit van 1000 mAh mee gaat als er 0,1 A vloeit.
C= I * t
Slide 14 - Tekstslide
Gegeven;
C = 1000 mAh
I = 100 mA
Gevraagd: t
Oplossing:
t = C/I
t = 1000 mAh : 100mA
t = 10 h
Slide 15 - Tekstslide
C = I * t P = U * I
A
A. I = 2 A
B. t = 1,35 h
B
A. I = 2 A
B. t= 1350 h
C
A. I= 0,5 A
B. t= 5,4 h
D
A. I = 2,88 A
B. t = 1,07 h
Slide 16 - Quizvraag
Gegeven:
Gevraagd:
Oplossing:
Slide 17 - Tekstslide
Vragen hoofdstuk 4?
Slide 18 - Tekstslide
Wat is een andere naam voor een voltmeter?
A
Thermometer
B
Spanningsmeter
C
Stroommeter
D
Ampèremeter
Slide 19 - Quizvraag
Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte
Slide 20 - Quizvraag
Welk van de onderstaande Spanningsbronnen is een chemische spanningsbron
A
Dynamo
B
Accu
C
Zonnecellen
D
Generator
Slide 21 - Quizvraag
Welke stof is geen isolator?
A
Rubber
B
Kunststof
C
Slaolie
D
Koolstof
Slide 22 - Quizvraag
Hoe schrijf je het op de juiste manier op? De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A
Slide 23 - Quizvraag
Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V, de stroomsterkte door de lamp is 5 A. Wat is het vermogen van de lamp?
A
120 W
B
4,8 W
C
0,2 W
Slide 24 - Quizvraag
Einde hoofdstuk 4
Tips leren H4:
Maak de test jezelf van de paragrafen.
Maak de D-toets.
Er staat een samenvatting aan het einde van het hoofdstuk.
Kijk of je de leerdoelen aan het begin van de paragraaf kunt beantwoorden.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.