h1 havo ma

Maatschappijleer

Je gaat beter zien hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit en wat jij daar mee te maken hebt
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijleer

Je gaat beter zien hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit en wat jij daar mee te maken hebt

Slide 1 - Tekstslide

Thema's maatschappijleer?
  • Nederland als rechtstaat

  • De Nederlandse parlementaire democratie

  • De  pluriforme samenleving

  • De Nederlandse verzorgingsstaat

Slide 2 - Tekstslide

De nederlandse parlementaire democratie

In en parlementaire democratie wordt de bevolking van het land vertegenwoordigd door het parlement

Moet de leeftijd van kiesrecht naar 16 jaar i.p.v. 18?

Slide 3 - Tekstslide

De pluriforme samenleving

Nederland is een veelvormige samenleving.

 Dit betekent dat er in Nederland mensen wonen met hele verschillende levenswijzen, verschillende normen en waarden en soms van verschillende etnische herkomst. Geef een voorbeeld.


Slide 4 - Tekstslide

De Nederlandse verzorgingsstaat

In een verzorgingsstaat  zorgt de overheid voor haar burgers

Wanneer moeten mensen volgens jou hun problemen zelf oplossen en wanneer moet de overheid helpen?

Slide 5 - Tekstslide

h1 havo ma

Slide 6 - Tekstslide

 1.1 Wat is maatschappijleer?
Wat leer je bij maatschappijleer?
Overal waar mensen met elkaar te maken hebben, bestaan
regels en verwachtingen.
Kun jij twee regels formuleren die gelden:
 In gezinnen?
 Op sportclubs?
 Op scholen?
 In het leger?

Slide 7 - Tekstslide

Maatschappelijk vraagstuk -> Onderscheidt zich van een persoonlijk probleem. 

Kenmerken maatschappelijk vraagstuk:


1. Heeft gevolgen voor verschillende groepen in de samenleving
2. Er zijn verschillende meningen over de oorzaken en de aanpak
3. De overheid heeft meestal een rol bij de aanpak

 Gevolgen voor verschillende groepen
 Politieke visie
 Geloofs- of levensovertuiging
 Maatschappelijke positie
Politici nemen besluiten die voor ons allemaal gelden.

Slide 8 - Tekstslide

Vier hoofdstukken:
 Rechtsstaat
 Parlementaire democratie
 Pluriforme samenleving
 Verzorgingsstaat

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Welke van de onderstaande problemen is een maatschappelijk probleem?

1. Het woningtekort in de regio's Amsterdam en Utrecht.

2.De dagelijkse files in de Randstad.

3.De luchtverontreiniging in de grote steden

4. Het toenemende gebruik van harddrugs onder jongeren

Slide 12 - Tekstslide

Welke van de problemen is een maatschappelijk probleem?
1. Woningtekort-2. files-
3. luchtverontreiniging-4.harddrugs
A
1, 2 en 3 zijn maatschappelijke problemen
B
2 en 3 zijn maatschappelijke problemen
C
alleen 4 is een maatschappelijke probleem
D
alle vier zijn een maatschappelijk probleem

Slide 13 - Quizvraag

Welke stellingen zijn juist

1. Bij maatschappelijke problemen spelen verschillende belangen slechts een kleine rol.
2 Een maatschappelijk probleem heeft gevolgen voor grote groepen in de samenleving
3. Een maatshappelijk probleem is vrijwel altijd ook een politiek probleem

Slide 14 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
1. verschillende belangen, kleine rol
2. gevolgen voor grote groepen
3. politiek probleem
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 2 en 3 zijn juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Alle stellingen zijn juist

Slide 15 - Quizvraag

1.2 De maatschappij onderzoeken

Slide 16 - Tekstslide

Centrale vraag van de paragraaf
Wat zijn de kernbegrippen bij maatschappijleer?

Slide 17 - Tekstslide

Belangrijke begrippen die bij maatschappijleer
regelmatig terugkomen zijn:

 Waarden en normen
 Belangen
 Macht
 Sociale ongelijkheid
 Sociale cohesie
 Waarden

Slide 18 - Tekstslide

Waarden-> Uitgangspunt of principe dat mensen
belangrijk vinden in hun leven.

Voorbeelden hiervan zijn:
 Gezondheid.
 Status.
 Vrijheid.
 Familie.
 Discipline.

Slide 19 - Tekstslide

normen -> Opvattingen / regels over hoe je je op grond van waarden behoort te gedragen
Waarden                 norm
Familie                “Je zorgt voor je ouders als ze dat zelf niet meer                                     kunnen.”
Status                 “Ik vind het belangrijk om veel te verdienen.”
Vrijheid               “Iedereen moet vrij zijn om te geloven wat hij wil.”
Gezondheid      “Ik eet elke dag groente en twee stuks fruit.”
Discipline           “Ik zorg dat ik altijd mijn huiswerk heb gemaakt.”

Slide 20 - Tekstslide

normen
geschreven regels 
  • ->  Een regel die (wettelijk) is vastgelegd.
  • Bijv. “Je mag niet stelen.”

ongeschreven regels 
  • -> Fatsoensnormen die iedereen kent.
  • Bijv: “Je staat op voor ouderen in de bus.”

Slide 21 - Tekstslide

Normen 

Een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven

normen zijn vaak sociale verplichting (een regel die je wordt opgelegd door je omgeving)

Ook zijn er veel ongeschreven regels; fatsoensnormen.

en waarden

opvattingen over hoe je je op de grond van bepaalde waarden behoort te gedragen

Concrete waarden die je zelf wilt verwezenlijken, idealen



Slide 22 - Tekstslide

Welke waarde past het beste bij de campagne nixononder18
A
gezondheid
B
loyaliteit
C
gehoorzaamheid
D
uiitgaan

Slide 23 - Quizvraag

De Bob drinkt geen alcohol.
A
normen
B
waarden

Slide 24 - Quizvraag

Bij het pinnen wordt je de ruimte gegeven om in privcy te betalen.
A
normen
B
waarden

Slide 25 - Quizvraag

Just say no – standvastigheid, terughoudendheid.
A
normen
B
waarden

Slide 26 - Quizvraag

Geaccepteerd worden zoals je bent.
A
normen
B
waarden

Slide 27 - Quizvraag

Rekening houden met elkaar.
A
normen
B
waarden

Slide 28 - Quizvraag

Je wilt altijd het beste voor je kind.
A
normen
B
waarden

Slide 29 - Quizvraag

Een belang is
A
een tussenoplossing die politici bedenken.
B
altijd verbonden aan een financieel voordeel.
C
vaak gekoppeld aan het begrip sociale verplichting
D
het voor-nadeel dat iemand ergens bij heeft

Slide 30 - Quizvraag

Welk machtsmiddel
herken je in de afbeelding
A
geweld
B
aantal
C
kennis
D
status

Slide 31 - Quizvraag

Sociale controle

Via sociale controle dwingen of stimuleren mensen anderen om zich aan normen te houden.

Slide 32 - Tekstslide

Belangen
  • Belang -> Het voordeel dat iemand ergens bij heeft.
  • Bijvoorbeeld: schone lucht, een goed salaris, godsdienstvrijheid, een veilige leefomgeving.

  • Benoem drie belangen bij de volgende groepen:
  • Scholieren hebben belang bij ……
  • Werkgevers hebben belang bij ……
  • Horeca-eigenaren hebben belang bij ……


Slide 33 - Tekstslide

Belangen zijn soms tegengesteld.
Welke tegenstelling zie je hier?

Slide 34 - Tekstslide

Macht-> Het vermogen om het gedrag of het denken van anderen te beïnvloeden.

  • formele macht 
  • -> Macht die is vastgelegd in wetten of regels.
  • Bijv. een politieagent, leraar of burgemeester.

  • informele macht
  • -> Macht die niet is vastgelegd in regels.
  • Bijv. invloed van je vrienden of een influencer.


Slide 35 - Tekstslide

machtsmiddelen -> Middelen waarmee je het gedragvan anderen kunt beïnvloeden.


Machtsmiddelen:
  • Functie / beroep
  • Kennis
  • Overtuigingskracht.
  • Aantal medestanders
  • Geld

Slide 36 - Tekstslide

sociale ongelijkheid -> Ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en macht.

Deze terreinen laten de volgende grote verschillen zien:
  • Kennis
  • Inkomen
  • Status
  • Politieke macht en invloed

Slide 37 - Tekstslide

Sociale cohesie -> Hoe sterk mensen zich verbonden voelen met elkaar.

Slide 38 - Tekstslide

Maatschappelijke 

algemene onderzoeksvragen

  • Algemene omschrijving
  • Rol media
  • Rol overheid
  • Vergelijken
  • Eigen mening
vraagstukken analyseren

 analyse vragen kernbegrippen. 
  • Belangen
  • Waarden en normen
  • Macht
  • Sociale ongelijkheid
  • Sociale cohesie

Slide 39 - Tekstslide

1.3 media en nepnieuws
Wat is nepnieuws en hoe herken je het?

Slide 40 - Tekstslide

Wat is nepnieuws
Nepnieuws is nieuws dat niet op waarheid is berust.
  • Er wordt geld mee verdiend.
  • Is soms bedoeld om je bewust te misleiden.
  • Het zijn vaak sensationele berichten. Hoe meer je erop klikt, hoe vaker het bericht in zoekmachines en sociale media verschijnt.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Video: waarom geloven mensen nepnieuws?


Noem drie dingen die je er tegen kan doen.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht: Online manipulatie
Ga naar: https://www.kortecursusmanipulatie.nl/​
 
Open deze korte cursus over manipulatie die is gemaakt door Bits of Freedom. Een beweging die opkomt voor internetvrijheid in Nederland.
Leestijd: ongeveer 10 minuten.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide