normen -> Opvattingen / regels over hoe je je op grond van waarden behoort te gedragen
Waarden norm
Familie “Je zorgt voor je ouders als ze dat zelf niet meer kunnen.”
Status “Ik vind het belangrijk om veel te verdienen.”
Vrijheid “Iedereen moet vrij zijn om te geloven wat hij wil.”
Gezondheid “Ik eet elke dag groente en twee stuks fruit.”
Discipline “Ik zorg dat ik altijd mijn huiswerk heb gemaakt.”