5.1 & 5.2 Grote veranderingen in Engeland

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Overzicht Periode 4
  • Thema: De Industriële Revolutie
  • Benodigde lesmaterialen: Laptop, JdW-map, schrijfspullen
Week 1
Week 2
Mei-vakantie
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
Week 7

Toets-bespreking & QA analyse

Industriële Revolutie:
Grote veranderingen in Engeland 




Vakantie

Mechanisatie: Van huisnijverheid naar de fabriek


Urbanisatie: Het leven in de grote stad
& Film- opdracht

Modern Imperialisme: De wereld verbonden 


Sociale kwestie: Machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders
& S.O. 5.1 t/m 5.5 



Herhalings-week

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor stierf Alfons de kameel?

Slide 4 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

5.2 Grote veranderingen in Engeland 
Welke omstandigheden maakten de Industriële Revolutie in Engeland mogelijk?
Hoe zorgde de agrarische revolutie in Engeland voor een demografische revolutie?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt tijdvak 8 de Tijd van Burgers en Stoommachines genoemd?

Slide 7 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen Agrarische revolutie, mechanisering, demografische revolutie, Industriële Revolutie. (R)
  2. Je kan uitleggen wat er in de 18e en 19e eeuw voor vernieuwingen in de landbouw waren. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom de demografische revolutie in Engeland plaats kon vinden. (T1)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Engeland
rond 1700



  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Het Britse Rijk omstreeks 1700

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Cotton Gin
1793



  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). 
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoogovens



  • Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
  • Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
  • Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.








Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Histoclip
De industriële revolutie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen Agrarische revolutie, mechanisering, demografische revolutie, Industriële Revolutie. (R)
  2. Je kan uitleggen wat er in de 18e en 19e eeuw voor vernieuwingen in de landbouw waren. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom de demografische revolutie in Engeland plaats kon vinden. (T1)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke drie revoluties worden als oorzaken gezien voor het ontstaan van de Industriële Revolutie?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 30 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Welke drie revoluties worden als oorzaken gezien voor het ontstaan van de Industriële Revolutie?

Slide 31 - Woordweb

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen Agrarische revolutie, mechanisering, demografische revolutie. (R)
  2. Je kan uitleggen wat er in de 18e en 19e eeuw voor vernieuwingen in de landbouw waren. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom de Industriële Revolutie plaats kon vinden. (T1)
  4. Je kan onderbouwen welke verschillende momenten kunnen worden gezien als begin van de Industriële Revolutie. (T2)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Histoclip
De industriële revolutie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat?
Oorzaken en gevolgen van de Industriële Revolutie (in Engeland)

Hoe?
Ga zelfstandig of in tweetallen aan de slag met de invultabel over de oorzaken van de Industriële Revolutie. Geef eerst een omschrijving en licht dan toe. 

Hoelang?
20 min. 

Klaar? Aan de slag met opdracht 2 en 3.

Slide 45 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Aan de slag

Slide 46 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de begrippen Agrarische revolutie, mechanisering, demografische revolutie, Industriële Revolutie. (R)
  2. Je kan uitleggen wat er in de 18e en 19e eeuw voor vernieuwingen in de landbouw waren. (T1)
  3. Je kan uitleggen waarom de Industriële Revolutie plaats kon vinden. (T1)
  4. Je kan onderbouwen welke verschillende momenten kunnen worden gezien als begin van de Industriële Revolutie. (T2)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies