Grammatica hf. 1 en 3, 3M

Grammatica hf. 1 en 3
Klas 3M
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica hf. 1 en 3
Klas 3M

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten
Bij woordsoorten benoemen geef je elk woordje in de zin een naam. Bij zinsontleden kan het om één woord gaan, maar ook om woordgroepen.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoord

Iets wat je kunt doen of iets wat gebeurt

Voorbeeld:

lopen, eten, lachen, regenen, hagelen enz.

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoorden


de, het, een

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig Naamwoord

mensen

dieren

planten

dingen

namen van mensen, steden, straten, winkels enz.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk Naamwoord

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

lange vorm: mooie, dikke, rare, gekke, rode

korte vorm: mooi, dik, raar, gek, rood


Slide 6 - Tekstslide

BN is soms van een WW gemaakt:


Het verkochte huis

De gebakken vis

De ontdekte schat

Slide 7 - Tekstslide

BN geven een stof aan:

De gouden ring

De plastic emmer

De loden leiding

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsel

Ook wel bekend als kast- of feestwoordjes

in, op, onder, achter, tussen (de kast)

voor, na, tijdens (het feest)

Let op: met is ook een voorzetsel

Slide 9 - Tekstslide

Voegwoorden

Verbinden woordgroepen of zinnen aan elkaar:

en, want, omdat, maar, voordat enz.

Slide 10 - Tekstslide


Geef het juiste woordsoort aan bij de volgende vragen.

Slide 11 - Tekstslide

Deurningerstraat
A
WW
B
BN
C
ZN
D
TW

Slide 12 - Quizvraag

stenen
A
ZN
B
BN
C
BW
D
VZ

Slide 13 - Quizvraag

onder
A
LW
B
BW
C
BN
D
VZ

Slide 14 - Quizvraag