In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Het gebruik van hoofdletters
Slide 1 - Tekstslide
Het gebruik van hoofdletters
Je kreeg van de leerkracht een papieren bundel waarin het gebruik van hoofdletters zeer uitgebreid is uitgelegd. Deze bundel kan je gebruiken om iets op te zoeken wanneer je twijfelt. Op het Internet vind je op deze website een volledig overzicht.
In de les bespreken we alleen de belangrijkste regels.
Slide 2 - Tekstslide
Aan het begin van een zin
Het eerste woord van een zin schrijf je met een hoofdletter
Voorbeelden Morgen gaan we op stap.
E-mail heeft steeds meer succes.
Cd's worden vaak gekopieerd.
Slide 3 - Tekstslide
Uitzonderingen
Als de zin begint met een weglatingsteken begint, begint het tweede woord met een hoofdletter. Voorbeeld 's Avonds drink ik nooit koffie.
Als de zin begint met een cijfer of een speciaal teken, is er geen hoofdletter aan het begin van de zin. Voorbeeld 9/11 staat bij iedere Amerikaan in het geheugen gegrift.
@ spreek je uit als 'at' of 'apenstaartje'.
Slide 4 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
's woensdags spelen zij bridge.
B
'S woensdags spelen zij bridge.
C
'S Woensdags spelen zij bridge.
D
's Woensdags spelen zij bridge.
Slide 5 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Op woensdag spelen ze briddge.
B
op woensdag spelen ze bridge.
Slide 6 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
15 December spreken we af voor een spelletje bridge.
B
15 december spreken we af voor een spelletje bridge.
Slide 7 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
€ en @ zijn tekens die je niet gemakkelijk vindt op je toetsenbord
B
€ En @ zijn tekens die je niet gemakkelijk vindt op je toetsenbord
Slide 8 - Quizvraag
Namen van personen (1)
De voornaam en de familienaam van een persoon schrijf je met een hoofdletter.
Voorbeeld Thomas, Peter Paul Rubens, Johan Vande Lanotte, Annie M. G. Schmidt
Slide 9 - Tekstslide
Namen van personen (2)
MAAR: als de naam van de persoon niet meer naar die persoon verwijst, schrijf je geen hoofdletter.
Voorbeeld Karel is een echte casanova. Rijdt jouw wagen op diesel?
Verwijst de naam van de persoon naar een product dat hij creëerde (merk of kunstwerk, dan blijft de hoofdletter.
Voorbeeld
Het schilderij is een echte Rubens.
De uitdrukking is ontstaan omdat Casanova (de persoon) een echte vrouwenjager was. Nu gebruikt men casanova als synoniem voor vrouwenjager.
Rudolph Diesel vond een motor uit die diesel als brandstof gebruikt.
Slide 10 - Tekstslide
Namen van personen (3)
Namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd. schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld God, Allah, Christus, de Heilige Geest, Onze-Lieve-Heer,
het Koninkrijk Gods, de Hemel
Slide 11 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Mijn naam is jan Janssens.
B
Mijn naam is Jan Janssens.
C
Mijn naam is jan janssens.
D
Mijn naam is Jan janssens.
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Zij draagt een parfum van Dior.
B
Zij draagt een parfum van dior.
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De Heilige Drievuldigheid bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
B
De heilige drievuldigheid bestaat uit de vader, de zoon en de heilige geest.
C
De Heilige Drievuldigheid bestaat uit de vader, de zoon en de Heilige Geest.
D
De heilige drievuldigheid bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een Colbert is een jasje genoemd naar de Fransman Colbert.
B
Een colbert is een jasje genoemd naar de Fransman Colbert.
C
Een Colbert is een jasje genoemd naar de Fransman colbert.
D
Een colbert is een jasje genoemd naar de Fransman colbert.
Slide 15 - Quizvraag
Bijna alles uit de aardrijkskunde (1)
Namen van landen en streken en woorden ervan afgeleid Voorbeeld België, Parijs, Baskenland Belgisch witloof, een Bask
Namen van planeten en sterren Voorbeeld de Aarde, Mercurius, de Poolster
Slide 16 - Tekstslide
Bijna alles uit de aardrijkskunde (2)
De naam van een bevolkingsgroep schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld de Vlamingen, de Palestijnen
Een windstreek schrijf je zonder hoofdletter. Voorbeeld De zon gaat onder in het westen.
Indien de naam van de windrichting gebruikt wordt voor een streek, schrijf je hem wel met een hoofdletter!
Veel Oost-Europeanen zijn gevlucht naar het vrije Westen.
Slide 17 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Mijn favoriete vakantieland is spanje.
B
Mijn favoriete vakantieland is Spanje.
Slide 18 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Ten westen van brussel ligt Ternat.
B
Ten Westen van Brussel ligt Ternat.
C
Ten westen van Brussel ligt Ternat.
D
Ten westen van Brussel ligt ternat.
Slide 19 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
vlamingen en walen wonen samen in België.
B
Vlamingen en walen wonen samen in België.
C
Vlamingen en Walen wonen samen in belgië.
D
Vlamingen en Walen wonen samen in België.
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De planeet mars is de Rode Planeet.
B
De planeet Mars is de Rode planeet.
C
De planeet Mars is de Rode Planeet.
D
De planeet Mars is de rode planeet.
Slide 21 - Quizvraag
Talen
De naam van een taal schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld Nederlands, Verkavelingsvlaams, Spaans
Slide 22 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Het merendeel van onze anderstalige cursisten spreekt arabisch.
B
Het merendeel van onze Anderstalige cursisten spreekt Arabisch.
C
Het merendeel van onze anderstalige cursisten spreekt Arabisch.
D
Het merendeel van onze Anderstalige cursisten spreekt arabisch.
Slide 23 - Quizvraag
Feestdagen (1)
De naam van een historische gebeurtenis of van een feestdag schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld Pasen, Kerstmis, Nieuwjaar
Slide 24 - Tekstslide
Feestdagen (2)
Maar de afgeleiden van de feestdagen schrijf je met kleine letter. Voorbeeld Pasen maar paashaas, paasei, paaskaars Kerstmis maar kerstboom, kerstmaal Nieuwjaar maar nieuwjaarsdag, nieuwjaarsbrief
Slide 25 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Op Kerstdag zingen we kerstliedjes rond de kerstboom.
B
Op Kerstmis zingen we kerstliedjes rond de kerstboom.
C
Op kerstmis zingen we kerstliedjes rond de kerstboom.
D
Op Kerstmis zingen we Kerstliedjes rond de Kerstboom.
Slide 26 - Quizvraag
Kalenderaanduidingen
De namen van de dagen, de maanden en de seizoenen schrijf je met een kleine letter.
Voorbeeld
de zomer, donderdag 3 december
Slide 27 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Het gebeurde op een Donderdag in Maart, op de 1ste dag van de lente.
B
Het gebeurde op een donderdag in maart, op de 1ste dag van de Lente.
C
Het gebeurde op een Donderdag in Maart, op de 1ste dag van de Lente.
D
Het gebeurde op een donderdag in maart, op de 1ste dag van de lente.
Slide 28 - Quizvraag
Bedrijven, organisaties, gebouwen
De namen van instellingen, organisaties, bedrijven, merken, winkels en gebouwen schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld
Unicef, Siemens, Torfs, de Boerentoren, een jas van Milet
Slide 29 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Wat kies jij? Een hippe broek uit de zara of een klassiek model uit E5 mode?
B
Wat kies jij? Een hippe broek uit de Zara of een klassiek model uit E5 mode?
C
Wat kies jij? Een hippe broek uit de Zara of een klassiek model uit E5 Mode?
D
Wat kies jij? Een hippe broek uit de zara of een klassiek model uit E5 Mode?
Slide 30 - Quizvraag
Titels
De titel van een boek, theaterstuk, film, tv-programma, krant, tentoonstelling of prijs schrijf je met een hoofdletter. Voorbeeld
het Journaal, Midzomernachtdroom, De Morgen, Libelle
Slide 31 - Tekstslide
Wat is juist?
A
Kijk jij naar Blokken? Ik lees liever in mijn boek: De vlindertuin.
B
Kijk jij naar blokken? Ik lees liever in mijn boek: De vlindertuin.
C
Kijk jij naar Blokken? Ik lees liever in mijn boek: de vlindertuin.
D
Kijk jij naar blokken? Ik lees liever in mijn boek: de vlindertuin.
Slide 32 - Quizvraag
Op de volgende pagina vind je een leuk filmpje dat de belangrijkste regels nog eens samenvat.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Oefeningen
1) Sleep de woorden naar de juiste kolom. Klik hier om te starten.
2) Op Google Drive staat in de map met jouw naam een oefening klaar.